donderdag 28 november 2013

De fenomenolgie van de koorts

Een revolutionaire denkwending kan pas geschieden wanneer iemand losgescheurd raakt uit het web van gestolde vanzelfsprekendheden waar hij zich tot dan toe in bevond. Op het moment dat zoiets gebeurt raakt men in een vrije val, waarbij alle voordien vertrouwde oriëntatiepunten hun grip verliezen. Hegel brengt het geschieden van een dergelijke gebeurtenis in verband met de doodsangst, een moment van zuivere negativiteit, waarin alle vastgeroeste kaders ineenstorten, waardoor een explosie aan alternatieve zienswijzen zich aandient:
"[Het bewustzijn] is daarbij innerlijk ten ondergegaan, heeft helemaal in zichzelf gesidderd, en alles wat vast was heeft erin gebeefd." (Hegel 1807, Fenomenologie van de Geest, p. 94)
Heidegger neemt Hegels thematiek van de doodsangst over in Sein und Zeit (1927). Ook volgens hem zou een radicale omslag in het denken pas kunnen geschieden in de grondstemming van de angst. Pas wanneer alle schijnbare zekerheden radicaal op het spel gezet en aan het wankelen gebracht worden, kan een revolutionair nieuwe kijk op de dingen aan het licht treden.

In zijn boek Uit Verveling (2007) onderzoekt Awee Prins of naast de angst, de verveling misschien niet een soortgelijk doel zou kunnen dienen. Wie weet. Daar zal ik hier niet verder over uitweiden. Wel wil ik speculeren over een ander alternatief namelijk: de koorts.


Het verhaal van de bioloog Alfred Russel Wallace:


Alfred Russel Wallace (1823-1913) en Charles Darwin (1809-1882) ontdekten, onafhankelijk van elkaar, vrijwel gelijktijdig het prinicpe van evolutie door middel van 'natuurlijke selectie'. Het idee hing zo te zeggen kennelijk in de lucht. Het heerste. Terugblikkend op het moment van zijn revolutionaire vinding schrijft Wallace:
"Ik had op het bewuste tijdstip een zware aanval van wisselkoorts en moest dagelijks tijdens de koude- en warmte-aanvallen urenlang het bed houden, en het enige dat me al die tijd te doen stond was piekeren over onderwerpen die me op dat moment na aan het hart lagen."
"Ik zag in een flits de oplossing, en daardoor namen mijn werkzaamheden een volkomen andere wending dan tot op dat moment verwacht." 
"Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat ik uiteindelijk de natuurwet had gevonden waar men al zo lang naar zocht en die het probleem van de oorsprong der soorten oploste. Vervolgens liet ik een uur lang mijn gedachten gaan over de onvolkomenheden in de theorieëen van Lamarck en de auteur van de Vestiges en drong het tot me door dat mijn nieuwe theorie de lacunes in hun ideeen onderving en elk bezwaar weerlegde. Ik verlande vurig naar het einde van mijn koortsaanval, opdat ik terstond notities kon maken voor een artikel over dit onderwerp."
"Als Darwin en ik niet door stom toeval op 'natuurlijke selectie' waren gestoten, zou ik de beste jaren van mijn leven wellicht hebben gewijd aan betrekkelijk profijtloos werk." 
(Wallace 1905, Charles Darwin. Herinneringen, pp. 28-32)
Door stom toeval viel het idee van 'natuurlijke selectie' Wallace in. Was de koorts waaraan hij leed hierbij een onbeduidende bijkomstigheid? Of was het misschien slechts bij gratie van deze 'stemming', dat het nieuwe inzicht überhaupt tot hem komen kon?


In 1976 publiceerde Richard Dawkins zijn boek The Selfish Gene. Ook hierin wordt een revolutionair nieuw perspectief - 'the genes-eye-view' - onthuld. Een nieuwe zienswijze vanwaaruit de gehele levende natuur op een andere manier verschijnt. Over de totstandkoming van dit werk schrijft Dawkins in het voorwoord van de tweede editie:
"I began the book in 1972 when power-cuts resulting from industrial strife interrupted my laboratory research. The blackouts unfortunately (from one point of view) ended after a mere two chapters, and I shelved the project until I had a sabbatical leave in 1975. Meanwhile the theory had been extended, notably by John Maynard Smith and Robert Trivers. I now see that it was one of those mysterious periods in which new ideas are hovering in the air. I wrote The Selfish Gene in something resembling a fever of excitement."
(Dawkins 2006, The Selfish Gene, p. xvii)
Net als Darwin en Wallace bevond Dawkins zich kennelijk in een tijd waarin nieuwe ideeën in de lucht hingen. Een kentering van het wereldbeeld lag op de loer. Toen Dawkins door een stroomstoring eindelijk de tijd had zijn gedachten neer te pennen, schreef hij zijn boek in een koortsachtige opwinding.

Is dit slechts puur toeval? Een irrelevante bijkomstigheid? Of zit er meer achter?

maandag 25 november 2013

De nacht waarin alle koeien zwart zijn




In de huidige epoche is de techniek alomtegenwoordig. Met de opkomst van het darwinisme in de negentiende eeuw is het leven opgenomen in de mechanica. Het reduceert alles tot variatie en selectie volgens algoritmische processen. Ook ons vermeende inzicht in dit alles deelt in deze zelfde mechanica.
"Nergens is de overbodigheid van de filosofie duidelijker dan in het darwinisme. Dit is zijn eigen filosofie. Het betreft alles wat zich vermenigvuldigt. Daartoe behoort ook de darwinistische wetenschap zelf. Het darwinisme is de eerste wetenschap die in haar eigen staart bijt. De darwinist is product van de door hem beschreven evolutie. Wetenschappelijke waarheid is een variant daarbinnen." (Oudemans 2007, Echte Filosofie, p. 154)

Jos de Mul schrijft hierover:
"Beweren dat in ‘de epoche van de eenvormigheid’ alles gereduceerd wordt tot een ‘variatie en selectie volgens algoritmische processen’ en dat om die reden iedere onderscheiding (zoals die tussen natuur en geest), ‘in indifferentie verzinkt’, is net zoiets als beweren dat alle teksten die ooit geschreven zijn indifferent zijn, omdat ze stuk voor stuk bestaan uit een (re)combinatie van lettertekens. Dat is een inderdaad een waarheid als een koe. Helaas zijn in deze nacht van de indifferentie alle koeien zwart. Het is een waarheid, waarmee – als het daarbij blijft – uiteindelijk niets wordt gezegd." (Van Kampen & Jaroszek 2011, De groteske reductie..., p. 155)

De analogie van de nacht waarin alle koeien zwart zijn, leent de Mul van Hegel. Deze schrijft in het voorwoord van de Fenomenologie van de Geest (1807):
"Wanneer men dit ene weten [de vormloze herhaling van Eén en Hetzelfde, dat slechts van buiten is toegepast op het verschillende materiaal en dat zo de saaie schijn van de diversiteit verkrijgt], dat stelt dat in het absolute alles gelijk is, plaatst tegenover de kennis, die onderscheidingen aanbrengt en volledig ontwikkeld is, of tegenover de kennis, die deze volledige ontwikkeling tracht te bereiken en ze opeist - of wanneer men het absolute, dat eigen is aan dit gelijkstellende weten, uitgeeft voor de nacht, waarin, zoals men pleegt te zeggen, alle koeien zwart zijn, dan is zo'n zienswijze de naïviteit, die typisch is voor een totaal gebrek aan kennis." (Hegel 1807, Het Wetenschappelijke Kennen; voorwoord van de Fenomenologie van de Geest, p. 54)

Eender welke uitspraak met de vorm 'alles is X' [in dit geval 'alles is variatie en selectie volgens algoritmische processen'] is uiterst dubieus. De vraag die onmiddellijk opkomt wanneer je een dergelijke propositie leest is namelijk; waar bevindt degene zich die de bewering uit? Op welke positie bevindt hij/zij zich? Is hetgeen beweerd wordt zelf een onderdeel van het alles dat in het geding is, of niet? Indien dat wel zo is, dan kan de uitspraak onmogelijk ondubbelzinnig over alles gaan. Vooraleerst ergens eenduidig over te kunnen spreken, moet de spreker zich er namelijk, zoals Hegel terecht opmerkt, tegenover positioneren. Het subject moet zichzelf losweken uit het alles om er - zuiver - over te kunnen spreken. Wanneer dat gebeurt echter, wordt de vermeende universele uitspraak direct in diskrediet gebracht. Zij maakt dan zelf geen onderdeel meer uit van het alles dat - per definitie - toch alomvattend zou moeten zijn.

Nu is Oudemans niet van gisteren. Met nadruk beklemtoont hij dat hij zich niet tegenover, maar juist te midden van, dit alles bevindt. Wat doet dat met de status van zijn - schijnbaar universele - claim? Moet die überhaupt wel als een bewering gelezen worden? Of is er iets anders gaande?

zaterdag 23 november 2013

Taal als stad

"Onze taal kan men als een oude stad beschouwen: een wirwar van steegjes en pleintjes, oude en nieuwe huizen waar in verschillende tijden stukken zijn aangebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte, regelmatige straten en gelijkvormige huizen." (Wittgeinstein 1953, Filosofische Onderzoekingen, §18)

donderdag 21 november 2013

De wesp en de orchidee



ῥιζόω
"De wesp en de orchidee. De orchidee lijkt een beeld van de wesp te vormen, maar in feite is er een wesp-worden van de orchidee en een orchidee-worden van de wesp, een dubbele vangst aangezien 'dat wat' ieder wordt niet minder verandert dan 'degene die' wordt. De wesp wordt onderdeel van het voortplantingsapparaat van de orchidee, op hetzelfde ogenblik dat de orchidee geslachtsorgaan wordt voor de wesp. Eén en hetzelfde worden, één blok van worden, of zoals Rémy Chavin zegt, een 'a-parallelle evolutie van twee wezens die absoluut niets met elkaar te maken hebben'." (Deleuze 1977, Dialogen, pp. 18-19)

(Th. C. W. Oudemans 2013, Lezing voor de vierde Museumnacht Delft: Natuurkunst)

woensdag 20 november 2013

Geen ontkomen aan

"Here then I find myself absolutely and necessarily determin'd to live, but and talk, and act like other people in the common affairs of life. But notwithstanding that my natural propensity, and the course of my animal spirits and passions reduce me to this indolent belief in the general maxims of the world, I still feel such remains of my former disposition, that I am ready to throw all my books and papers into the fire, and resolve never more to renounce the pleasures of life for the sake of reasoning and philosophy." (Hume 1740, A Treatise of Human Nature, Part IV, §VII)

"De werkelijke ontdekking is die, welke mij in staat stelt met filosoferen op te houden wanneer ík dat wil. - De ontdekking die de filosofie tot rust brengt, zodat die niet meer wordt afgebeuld met vragen die achter de filosofie zelf een vraagteken plaatsen." (Wittgenstein 1953, Filosofische Onderzoekingen, §133)


"Het doel is niet vragen te beantwoorden, maar te ontkomen, eruit te komen. De beweging voltrekt zich altijd achter de rug van de denker om, of op het moment dat hij met zijn ogen knippert. Ontkomen, of het is al gebeurd, of het zal nooit gebeuren. Vragen zijn over het algemeen gericht op een toekomst (of een verleden). De toekomst van de vrouwen, de toekomst van de revolutie, de toekomst van de filosofie, enz. Maar intussen, terwijl men met deze vragen in een kringetje ronddraait, zijn er wordingen aan de gang die in stilte werken, die nauwelijks waarneembaar zijn. Nooit gebeuren de dingen daar waar je denkt, noch via de wegen die je denkt." (Deleuze 1977, Dialogen)

"Die stillsten Worte sind es, welche den Sturm bringen, Gedanken, die mit Taubenfüssen kommen, lenken die Welt." (Nietzsche 1889, Ecce Homo)

dinsdag 19 november 2013

Wachten

"SPIEGEL: Sie sehen, so haben Sie es ausgedrückt, eine Weltbewegung, die den absoluten technischen Staat entweder heraufführt oder schon heraufgeführt hat?

Heidegger: Ja!

SPIEGEL: Kann überhaupt der Einzelmensch dieses Geflecht von Zwangsläufigkeiten noch beeinflussen? Oder aber kann die Philosophie es beeinflussen, oder beide zusammen, indem die Philosophie den einzelnen oder mehrere einzelne zu einer bestimmten Aktion führt?

Heidegger: Die Philosophie wird keine unmittelbare Veränderung des jetzigen Weltzustandes bewirken können. Dies gilt nicht nur von der Philosophie, sondern von allem bloß menschlichen Sinnen und Trachten. Nur noch ein Gott kann uns retten. Uns bleibt die einzige Möglichkeit, im Denken und im Dichten eine Bereitschaft vorzubereiten für die Erscheinung des Gottes oder für die Abwesenheit des Gottes im Untergang; daß wir im Angesicht des abwesenden Gottes untergehen.

SPIEGEL: Gibt es einen Zusammenhang zwischen Ihrem Denken und der Heraufkunft dieses Gottes? Meinen Sie, daß wir den Gott herbeidenken können?

Heidegger: Wir können ihn nicht herbeidenken, wir vermögen höchstens die Bereitschaft der Erwartung zu wecken." (Heidegger 1966, Nur noch ein Gott kann uns retten, eng: Only a God can save us)


"Heb ik geslapen terwijl de andere leden? Slaap ik op dit ogenblik? Als ik morgen denk dat ik wakker ben, wat zal ik dan van deze dag zeggen? Dat ik met mijn vriend Estragon, op deze plaats, tot het vallen van de nacht, op Godot gewacht heb? Dat Pozzo met zijn knecht voorbijgekomen is en dat hij met ons gesproken heeft? Misschien wel. Maar wat zal er van dit alles waar zijn? (Vladimir kijkt naar Estragon.) Hij zal niets weten. Hij zal van de slagen spreken die hij gehad heeft en dan geef ik hem een peen. Schrijlings op een graf en een zware bevalling, In de diepte van het graf brengt de doodgraver dromerig de ijzers aan. Men heeft de tijd om oud te worden. De lucht is vervuld van ons geklaag. Maar de gewoonte is een grote sourdine. Ook naar mij zullen ze kijken en zeggen: Hij slaapt, hij weet het niet, laat hem slapen. Ik kan zo niet verder gaan. Wat heb ik gezegd?" (Beckett 1955, Wachten op Godot)

zaterdag 16 november 2013

Hegels Sein zum Tode


"De krachteloze schoonheid haat het verstand, omdat het iets van haar verlangt waar ze niet toe in staat is. Maar niet het leven dat terugschrikt voor de dood en dat zich ongeschonden voor de vernietiging behoedt, maar het leven dat de dood verdraagt en in de dood standhoudt, is het leven van de geest. De geest verovert zijn waarheid alleen doordat hij zichzelf terugvindt in de absolute verscheurdheid." (Hegel 1807, Het Wetenschappelijke Kennen; voorwoord van de Fenomenologie van de Geest, p. 70)

vrijdag 15 november 2013

Dennett; net geen Derrida



Daniel Dennett on the Self as the Center of Narrative Gravity:

"It is certainly an idea whose time has come. Imagine my mixed emotions when I discovered that before I could get my version of it properly published in a book, it had already been satirized in a novel, David Lodge's Nice Work (1988). It is apparently a hot theme among the deconstructionists:
According to Robyn (or, more precisely, according to the writers who have influenced her thinking on these matters), there is no such thing as the "Self" on which capitalism and the classic novel are founded — that is to say, a finite, unique soul or essence that constitutes a person's identity; there is only a subject position in an infinite web of discourses — the discourses of power, sex, family, science, religion, poetry, etc. And by the same token, there is no such thing as an author, that is to say, one who originates a work of fiction ab nihilo. in the famous words of Jacques Derrida... "il n'y a pas de hors-texte", there is nothing outside the text. There are no origins, there is only production, and we produce our "selves" in language. Not "you are what you eat" but "you are what you speak," or, rather "you are what speaks you," is the axiomatic basis of Robyn's philosophy, which she would call, if required to give it a name, "semiotic materialism."
Semiotic materialism? Must I call it that? Aside from the allusions to capitalism and the classic novel, about which I have kept my counsel, this jocular passage is a fine parody of the view I'm about to present. (Like all parody, it exaggerates; I wouldn't say there is nothing outside the text. There are, for instance, all the bookcases, buildings, bodies, bacteria...)" (Dennett 1991, Consciousness Explained, pp. 410-411)


Dennett blijft een realist die Kants copernicaanse wending niet, ten volle, serieus neemt. Boekenkasten, gebouwen, lichamen en bacteriën bestaan namelijk niet zomaar - onafhankelijk van ons. Ze zijn slechts bij de gratie van de taal die identiteitsstichtend is voor deze zijnden.

woensdag 13 november 2013

Als met een kaars in 't open veld

 "What lies at the heart of every living thing is not a fire, not warm breath, not a 'spark of life'. It is information, words, instructions. If you want a metaphor, don't think of fires and sparks and breath. Think, instead, of a billion discrete, digital characters carved in tablets of crystal. If you want to understand life, don't think about vibrant, throbbing gels and oozes, think about information technology." (Dawkins 1986, The Blind Watchmaker, p. 112)


Of toch?
"When you ligth a candle, the flame flares up but quickly settles into a steady state, burning as long as there is wick and wax. Life is a similar phenomenon - a controlled burning, a pattern of energy flow. This is not just an anology: animals derive their energy from oxygen reacting with hydrogen-rich compounds, much as a candle flame 'lives' as long as its hydrogen-rich waxes have oxygen fuel." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool, p. xi)

zondag 10 november 2013

Russell out of context


"Als op een dag de zon explodeert, zullen we ons toch allemaal hebben vergist."
(Russell 1948, Geschiedenis van de Westerse Filosofie, p. 851)

donderdag 7 november 2013

Nietzsches waarheid



"Er was eens, in een afgelegen hoek van het met talloze zonnestelsels flonkerend volgegoten heelal, een hemellichaam waarop slimme dieren het kennen uitvonden. Dat was de hoogmoedigste en leugenachtigste minuut van de 'wereldgeschiedenis': maar toch was het maar een minuut. Na enkele ademtochten van de natuur verstarde het hemellichaam, en de slimme dieren moesten sterven. — Zo’n fabel zou iemand kunnen bedenken en nog zou hij niet afdoende hebben geïllustreerd, hoe jammerlijk, hoe schaduwachtig en vluchtig, hoe doelloos en willekeurig het menselijk intellect eruit ziet in de natuur; er waren eeuwigheden waarin het er niet was; wanneer het ermee voorbij is zal er niets gebeurd zijn. Want er is voor dat intellect geen verdere missie, die boven het mensenleven uitstijgt."
"Wat is dus waarheid? Een beweeglijk leger van metaforen, metoniemen, antropomorfismen, kortom: een som van menselijke relaties die, poëtisch en retorisch opgeblazen, overgezet en opgesmukt werden en die na lang gebruik een volk vast, canoniek en bindend schijnen: de waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat het illusies zijn, metaforen die opgebruikt en zintuiglijk krachteloos zijn geworden, munten die hun stempelbeeld verloren hebben en die nu als metaal, niet meer als munten beschouwd worden."
(Nietzsche 1873, Over Waarheid en Leugen in Buitenmorele Zinorg: Über Wahrheit und Lüge im außermoralischen Sinne)

woensdag 6 november 2013

Een voortschrijdend vergeten


"De geschiedenis van de metafysiek is niet zonder meer het werk van de mens. Dit te menen is precies één van de vormen van het metafysisch denken. De geschiedenis overkomt de mens (Geschick). Zij is evenmin zonder meer vooruitgang, verrijking, toename van menselijke mogelijkheden of een zogenaamd dichter bij de waarheid komen, maar tegelijkertijd ook een voortschrijdend vergeten (dat precies geen act is van de mens maar hem overkomt), een verloren gaan en ontvallen van mogelijkheden (Enteignis), en een toename van het ongedachte. Het gaat hier om het gebeuren van onthullen en verhullen, dat de mens in vele opzichten overstijgt, dat principieel ongedacht is, en dat de verschillende posities die de mens inneemt toewijst en mogelijk maakt." (IJsseling 1986, Jacques Derrida, pp. 117-8)


"Imagine a box with four compartments with doors that open and close. One of these compartments holds 10,000 molecules of a gas, and the other three compartments contain nothing; they hold a vacuum. What we have then is a gradient or potential gradient blocked by the doors. Upon opening the first door, or constraint, the gas will spread into the next compartment. This part of the system will reach a local equilibrium of roughly 5,000 molecules in each of two boxes, with no perceivable gradient between them. The process repeats as we open the remaining doors until 2,500 molecules or so settle in each of the four boxes. Each time a constraint is removed, that part of the system approaches equilibrium. Once the whole system comes to equilibrium, you cannot determine the order in which the doors between the compartments were opened. From observing the final equilibrium state, it is impossible to determine the order in which compartments were breached. These principles of erasure of the path, or past, as work is produced on the way to equilibrium hold for a broad class of thermodynamic systems, from chemical kinetic reactions to a hot cup of tea reaching the temperature of the room." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool)

dinsdag 5 november 2013

Achterhuis' januskop



"Een van de grote moeilijkheden van het klassieke darwinisme bestond erin te moeten verklaren dat uit de strijd om overleving morele gevoelens voort konden komen. Het was onbegrijpelijk dat individuele organismen - ook al in het dierenrijk - zich soms konden opofferen voor anderen, meestal hun nageslacht. Vanuit de centrale eenheid van het organisme als overlevingsmachine is dit soort altruïstisch gedrag onverklaarbaar. Is het gen echter de eenheid van waaruit evolutionaire verklaringen van gedrag moeten beginnen, dan is in elk geval het verwantschapsaltruïsme goed te begrijpen. Een kind heeft tenslotte de helft van de kostbare genen van een ouder. Op streng wetenschappelijke wijze, met behulp van mathematische modellen en speltheorie, weet het neodarwinisme aldus morele gedragingen af te leiden, die via hypotheses in ethologisch onderzoek getest kunnen worden.
Hierdoor worden morele gedragingen geenszins op een ontluisterende manier gereduceerd tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Het gaat om twee niveaus, twee perspectieven, waarbij de wetenschappelijke verklaring de moraal evenmin aantast als de verklaring dat de aarde om de zon draait de schoonheid van een zonsondergang ontluistert." (Achterhuis 2008, Met Alle Geweld, p. 676)

Volgens Hans Achterhuis ondergraaft Dawkins' The Selfish Gene op geen enkele wijze onze rooskleurige alledaagse opvatting over moraal. Wetenschappelijke vondsten tasten het manifeste wereldbeeld niet aan. In het geding zijn twee niveaus die strikt gescheiden dienen te blijven. Om dit te illustreren wijst Achterhuis op het feit dat Copernicus' bevinding onze voorliefde voor zonsondergangen allerminst heeft doen afnemen.

Over de spanning tussen onze dagelijkse beslommering en de wetenschappelijke waarheid schrijft Oudemans dit:
"Het schoolvoorbeeld van deze discrepantie is onze dagelijkse waarneming dat de zon ondergaat door in de zee te zakken. Sinds de Copernicaanse wending van de astronomie staat het vast dat de zon zich niet om de aarde heen beweegt, en er dus geen sprake is van een zonsondergang. Toch lukt het ons niet om de zonsondergang als aardopgang te ervaren. De zon is gebroken, tussen wetenschap en dagelijks leven, maar we merken er niets van." (Oudemans 2000, De Januskop van Wetenschap en Dagelijks Leven, p. 5)


Copernicus' revolutionaire ontdekking heeft dus niet alleen, zoals Achterhuis beweert, onze voorliefde voor zonsondergangen intact gelaten; onze alledaagse blik op het fenomeen is er überhaupt door onaangeroerd gebleven. Hoewel we sinds Copernicus weten dat de zon niet werkelijk onder gaat, blijft hetgeen we zien niettemin getekend door deze 'achterhaalde' semantiek.

Ditzelfde is het geval bij Dawkins. The Selfish Gene reduceert - in tegenstelling tot wat Achterhuis beweert - morele gedragingen weldegelijk op een ontluisterende manier tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Juist dat is Dawkins' grote, ontotheologie slopende, verdienste. Dat de traditionele ingesleten zienswijze op moraal hierdoor echter niet opslag van de baan is, valt Dawkins niet aan te rekenen. Een heersende semantiek laat zich, binnen zo'n kort tijdsbestek, nou eenmaal niet afschudden.

zondag 3 november 2013

φύσις



Een voorbeeld van puur intellectuele verwondering zou het volgende kunnen zijn. Iemand legt mij enkele wetten van de erfelijkheid uit en beschrijft hoe de erfelijke aanleg op het nageslacht wordt overgedragen. Nu is aanleg een moeilijk begrip. We zouden kunnen zeggen: wat in aanleg bestaat, bestaat niet of maar op beperkte wijze. Het bestaan van een aanleg is pas te constateren, wanneer die aanleg is verwezenlijkt en dus geen aanleg meer is.

"Natural selection favours some genes rather than others not because of the nature of the genes themselves, but because of their consequences-their phenotypic effects." (Dawkins 2006, The Selfish Gene, p. 235)

Die aanleg bestaat wel: erfelijke aanleg is een boodschap, een bericht, dat in een bepaalde code wordt overgeseind.

"It is these chromosomes that contain in some kind of code-script the entire pattern of the individual's future development and of its functioning in the mature state. Every complete set of chromosomes contains the full code. The term code-script is, of course, too narrow. The
chromosome structures are at the same time instrumental in bringing about the development they foreshadow. They are law-code and executive power - or, to use another simile, they
are architect's plan and builder's craft - in one." (Schrödinger 1944, What is Life?, pp. 21-22)

De wetenschap blijkt in staat te zijn die code te ontcijferen en daarmee een geheim van de natuur in haar macht te krijgen. Maar bij de overbrenging van het bericht kan een storing optreden, die in de informatie-leer ‘ruis’ wordt genoemd. De ruis beïnvloedt het bericht en daarmee de erfelijkheid op een bepaalde wijze, die nog niet te doorgronden schijnt te zijn.

"Deconstructionists will tell you that no two readers of a text will come up with the same reading, and something similar is undoubtedly true when we consider the relationship between a genome and the embryonic environment in which it has its informational effects." (Dennett 1995, Darwin's Dangerous Idea, p. 113)

En dat is al genoeg; dan gebeurt het met mij. Ik word helemaal duizelig en enthousiast van de perspectieven die zich hier openen. Er gaat iets leven dat nog nooit geleefd heeft, een hele provincie van mijn onverschilligheid komt in heftige beroering. Niet alleen verschijnt er plotseling een helder licht boven een vitale kwestie als de erfelijkheid nu blijkt te zijn. Maar er zijn nieuwe sleutelwoorden in mijn denken binnengeworpen: bericht, informatie, ruis. In mijn enthousiasme zie ik nu niet alleen de erfelijkheid in het licht van de informatie, maar alles zonder meer. Alles is informatie.


"Life is just bytes and bytes and bytes of digital information." (Dawkins 1995, River Out of Eden, p. 19)
-
"Tekst, beeld, spraak, communicatie, vriendschap, liefde en haat zij gedigitaliseerde databestanden. Wie daarbuiten zoekt naar iets onberekenbaars, iets geestelijks, iets emotioneels, iets cultureels, die zoekt vergeefs." (Oudemans 2007, Echte Filosofie, p. 16)

Alles wat is, is kenbaar inzoverre het is en mededeelbaar inzoverre het kenbaar is. Informatie is de structuur van het zijnde. Als alles anders is, ligt de boodschap van het hoe-zijn van dat anders-zijn al in de vorm van een te ontcijferen informatie in de dingen opgesloten. Niets is zo enthousiasmerend als de kenbaarheid van de dingen. Al mijn weten en denken wordt in een panische bedrijvigheid onder dit nieuwe gezichtspunt omgezet, omvergewoeld en hierop gericht. Alles verandert en neemt een nieuwe structuur aan; alles moet worden herzien. Maar alles is ook ruis, onvoorspelbaarheid, onkenbaarheid. Dingen zijn samengeklonterde stukjes ruis of, naar de oude theorie van Epicurus en zijn school, atomen die van de rechte lijn in de vrije val zijn afgeweken en tot ondoorzichtige massa's zijn geworden.
   Datzelfde kan gebeuren onder weer andere gezichtspunten, wanneer ik bereid ben mij telkens opnieuw te laten schokken. 


"When you light a candle, the flame flares up but quickly settles into a steady state, burning as long as there is wick an wax. Life is a similar phenomenon - a controlled burning, a pattern of energy flow. Looking at life as a material process, Schrödinger analyzed it both as energy and as information. On the one hand we have words such as chaos, disorder, and entropy. On the other hand we have terms like order, organization, information and complexity. Life is not just a genetic entity. Genes by themselves do nothing more than salt crystals. Life is an open, cycling system organized by the laws of thermodynamics." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool, pp. xi-24)

Elke dag brengt een nieuwe filosofie mee.

(Verhoeven 1967, Inleiding tot de Verwondering, pp. 92-93)*



* De citaten staan niet in de oorspronkelijke tekst. Ik heb ze toegevoegd.