dinsdag 5 november 2013

Achterhuis' januskop



"Een van de grote moeilijkheden van het klassieke darwinisme bestond erin te moeten verklaren dat uit de strijd om overleving morele gevoelens voort konden komen. Het was onbegrijpelijk dat individuele organismen - ook al in het dierenrijk - zich soms konden opofferen voor anderen, meestal hun nageslacht. Vanuit de centrale eenheid van het organisme als overlevingsmachine is dit soort altruïstisch gedrag onverklaarbaar. Is het gen echter de eenheid van waaruit evolutionaire verklaringen van gedrag moeten beginnen, dan is in elk geval het verwantschapsaltruïsme goed te begrijpen. Een kind heeft tenslotte de helft van de kostbare genen van een ouder. Op streng wetenschappelijke wijze, met behulp van mathematische modellen en speltheorie, weet het neodarwinisme aldus morele gedragingen af te leiden, die via hypotheses in ethologisch onderzoek getest kunnen worden.
Hierdoor worden morele gedragingen geenszins op een ontluisterende manier gereduceerd tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Het gaat om twee niveaus, twee perspectieven, waarbij de wetenschappelijke verklaring de moraal evenmin aantast als de verklaring dat de aarde om de zon draait de schoonheid van een zonsondergang ontluistert." (Achterhuis 2008, Met Alle Geweld, p. 676)

Volgens Hans Achterhuis ondergraaft Dawkins' The Selfish Gene op geen enkele wijze onze rooskleurige alledaagse opvatting over moraal. Wetenschappelijke vondsten tasten het manifeste wereldbeeld niet aan. In het geding zijn twee niveaus die strikt gescheiden dienen te blijven. Om dit te illustreren wijst Achterhuis op het feit dat Copernicus' bevinding onze voorliefde voor zonsondergangen allerminst heeft doen afnemen.

Over de spanning tussen onze dagelijkse beslommering en de wetenschappelijke waarheid schrijft Oudemans dit:
"Het schoolvoorbeeld van deze discrepantie is onze dagelijkse waarneming dat de zon ondergaat door in de zee te zakken. Sinds de Copernicaanse wending van de astronomie staat het vast dat de zon zich niet om de aarde heen beweegt, en er dus geen sprake is van een zonsondergang. Toch lukt het ons niet om de zonsondergang als aardopgang te ervaren. De zon is gebroken, tussen wetenschap en dagelijks leven, maar we merken er niets van." (Oudemans 2000, De Januskop van Wetenschap en Dagelijks Leven, p. 5)


Copernicus' revolutionaire ontdekking heeft dus niet alleen, zoals Achterhuis beweert, onze voorliefde voor zonsondergangen intact gelaten; onze alledaagse blik op het fenomeen is er überhaupt door onaangeroerd gebleven. Hoewel we sinds Copernicus weten dat de zon niet werkelijk onder gaat, blijft hetgeen we zien niettemin getekend door deze 'achterhaalde' semantiek.

Ditzelfde is het geval bij Dawkins. The Selfish Gene reduceert - in tegenstelling tot wat Achterhuis beweert - morele gedragingen weldegelijk op een ontluisterende manier tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Juist dat is Dawkins' grote, ontotheologie slopende, verdienste. Dat de traditionele ingesleten zienswijze op moraal hierdoor echter niet opslag van de baan is, valt Dawkins niet aan te rekenen. Een heersende semantiek laat zich, binnen zo'n kort tijdsbestek, nou eenmaal niet afschudden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten