dinsdag 18 december 2012

John Gray: de verdeelde mens





[ 1 ]
"In de wereld die ons door Darwin wordt getoond is er niets dat vooruitgang kan worden genoemd." (Gray 2002, Strohonden, p. 14)

[ 2 ]
"Dat er werkelijk sprake is van wetenschappelijke vooruitgang kan niet serieus betwist worden - het wordt aangetoond door de toenemende menselijke macht." (Gray 2004, Provocaties, p. 75)
+
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

[ 3 ]
"Het menselijk dier, een tegenspraak met zichzelf, kan echter niet zonder." (Gray 2002, Strohonden, p. 182)

woensdag 5 december 2012

In natura




Wanneer ik een boek lees heb ik de gewoonte met een vulpotloodje interessante, grappige of opvallende passages te onderstrepen. Toen ik In natura dichtsloeg waren vrijwel alle zinnen gemarkeerd.

Oudemans schrijft zonder gelul, to the point, maar met een omweg, waardoor dat wat zich niet direct zeggen laat, heel soms misschien, toch indirect van zich blijk geeft.

De schijnbare propositionele inhoud is van secundair belang. Dat wat niet gethematiseerd wordt, maar bij vlagen tussen de regels doorsijpelt wanneer je ontvankelijk leest, bracht mij althans bij vlagen op daarvoor onontgonnen wegen.

Doodlopende wegen weliswaar. Maar ach. Het houdt je van de straat.

dinsdag 5 juni 2012

Het mooie taalpuristje

Shanice Geel’s column in de Metro: Random column, dude (4-6-2012)
(http://www.metronieuws.nl/columns/random-column-dude/SrZlfa!CUe5DJmC2Fs/)

Shanice Geel, random column, dude


Een ingezonden reactie: Het mooie taalpuristje (5-6-2012)
(http://metrocolumn.nl/view/cvwl)

Toen ik afgelopen maandag in de trein een willekeurige krant ter handen nam met het plan mijn voeten er op te draperen omdat ik geen zin had in het moralistische geleuter van een zichzelf serieus nemende conducteur, viel mijn oog op de foto van een jonge dame met een stralende lach. Een column op pagina 6. Ik lezen. Het mooie meisje heette Shanice en had een verhaal geschreven over de verloedering van de Nederlandse taal. Onze eens zo florissante taal wordt gecorrumpeerd door mocro’s en forumfappers die te pas en te onpas op de proppen komen met de meest gare woorden en grammaticale wanconstructies welke niet stroken met het door ons op de basisschool geleerde canon, aldus de deerne.

Ik las dit en het raakte me. De combinatie van hipheid, conservatisme en vrouwenhumor (oxymoron) deed me smelten. Ik moest en zou reageren. Maar hoe? Wijzen op haar eigen taalflatertjes is flauw en betweterig. Bovendien is de grap over het foutieve ‘me mateloos irriteren’ in een ver verleden door Theo Maassen al gemaakt. Ook het belichten van haar eigen ambiguïteit is irritant, laat staan productief. Al die betekenisloze Engelstalige modewoorden gaan Shanice niet in de koude kleren zitten. In haar hart moet ze huilen, maar ze doet nonchalant. Dagelijks whatsappt ze de laatste populaire woorden door naar haar maatje. Gelukkig een typisch oer-Hollandse bezigheid.

Schone Shanice. Weet je wat het met de taal is? Hij heeft schijt. Novalis zei het al; de taal bekommert zich slechts om zichzelf. Woorden en grammaticale structuren repliceren en muteren waar je bij staat. De hele meuk is zo dynamisch als de pest. Een oproep ter behoud van de taal zoals hij is, is daarom een hopeloze geste. Een vergeefs gevecht tegen de bierkaai. Het Nederlands anno 2012 verschilt significant van dat uit 1612. Maar die verandering – of moet ik zeggen teloorgang – valt niemand aan te rekenen. Niemand heeft dat gedaan. Het is gewoon gebeurd. De taal is autonoom, die deed het zelf.

Als jij de persoon aan kunt wijzen die verantwoordelijk is voor de introductie van het woord random in de Nederlandse taal krijg je van mij een kusje. Speaking of which. Misschien moeten we het er onder het genot van een wijntje nog maar eens rustig over hebben? In het echt ben ik een stuk minder kut, dat beloof ik. Je kunt me herkennen aan een rode roos.

maandag 2 april 2012

De Petomaan

Het produceren van humor is als het laten van een scheet; op commando is het lastig. Sporadisch is iedereen wel eens grappig, intentioneel dan wel onbedoeld, maar stante pede iets komisch kunnen verzinnen is een vak apart.

Joseph Pujol (1857 - 1945)

Joseph Pujol, petomaan

De Fransman Joseph Pujol, met als artiestennaam Le Pétomane, bezat de uitzonderlijke gave winden te laten wanneer hij maar wilde. Eind 19e eeuw spreidde hij zijn talent ten tonele in de befaamde Parijse nachtclub De Moulin Rouge. Hij ruftte melodieën, blies kaarsen uit met zijn achterste en bespeelde aan zijn aars geplaatste blaasinstrumenten. Vele mensen, waaronder beroemdheden als Sigmund Freud en de Belgische koning Leopold II, kreeg hij hiermee aan het lachen. Pujol is de grondlegger van de petomanie, de kunst der flatulentie.

Een hedendaagse petomaan is de antiheld Mr Methane, het alter ego van de Brit Paul Oldfield:

Mr. Methane, Paul Oldfield

Hij noemt zichzelf the worlds only performing flatulist en dankzij zijn vermogen to sing from both ends wordt hij door Sasha Baron Cohen omschreven als the emperor of anal emissions. "Mr Methane puts the art into fart."



Hij schopte het tot de halve finale van de Duitse talentenjacht Das Supertalent en bracht zijn eigen CD uit, getiteld: Anal Madness from the Man with the Rumbling Ring.



Ook Mark Retera, de maker van de DirkJan strips, kreeg lucht van het fenomeen en raakte geïnspireerd:

Mark Retera, Dirkjan, ruftman

De analogie tussen grappen en scheten loopt wel lekker. Het ene moment kun je persen wat je wilt en komt er niks, het andere moment heb je moeite ze binnen te houden. Petomanen zijn schaars helaas, zowel qua grollen als qua protten. Maar oefening baart doorgaans kunst en de laxerende werking van deze masterclass valt niet te ontkennen.

Een digitale column naar aanleiding van mijn deelname aan de Werkgroep Satire, verzorgd door Leonardoleerstoelbekleder Wim de Bie.

maandag 5 maart 2012

Het paard, de mol en de egel

Paard, mol, egel, Henk Bovekerk, Jan Jaap de Ruiter, Geert Wilders


Er was eens een gerenommeerd paard met een gruwelijke hekel aan een egel. Op een dag werd er aangeklopt. Het paard deed open en er stond een mol voor de deur. Een mol met een brilletje op. Het paard liet hem binnen en ze begonnen te kletsen. Een paard en een mol over koetjes en kalfjes. Ze mochten elkaar meteen. De mol was intelligent, welbespraakt en vond net als het paard de egel een kwal. Ze bundelden hun krachten en bedachten een plan om de egel te koeioneren.

De slimme mol verzon een lelijke kroniek over de egel en het fameuze paard benoemde het ostentatief, publiekelijk, tot het beste verhaal dat ooit was verteld. Massaal kwamen de dieren van heinde en verre naar de open plek in het bos om het beloofde relaas van de mol bij te wonen. De mol reveleerde en betoogde met veel bravoure en de boodschap verspreidde zich als een lopend vuurtje. Alle dieren in het bos spraken over de egel als protagonist van de zojuist gehoorde beschimping.

De egel zelf kreeg het verhaal indirect ook onder oren en reageerde laconiek. Heel die veestapel is knots, kerfde hij in een opzichtige boom en ging over tot de orde van de dag. Zijn vriendjes daarentegen waren minder gecharmeerd en bezonnen zich op wraak. Wie aan de egel kwam, kwam aan hen. Het paard en de mol moesten hangen. De hoop van de mol werd vernield en het huis van het paard met dreigende leuzen beklad.

Uit angst voor egels doorgeslagen vriendjes sloegen het paard en de mol halsoverkop op de vlucht en doken onder bij de uil, de oudste en wijste bewoner van het bos. Hijgend stormden ze binnen: “Oh wijze uil, wat hebben we gedaan? Wat moeten we toch doen? Alstublieft, help ons toch!” De uil, die met zijn rug naar de heren gekeerd zat, draaide zijn kop tergend langzaam 180 graden, schraapte zijn keel en sprak met een diepe stem: “Wanneer gij koeioneren gaat, bedenk dan voorts, dat de stekels van de egel verder reiken dan ge denken zoudt.”

Een fabel naar aanleiding van mijn deelname aan de Werkgroep Satire, verzorgd door Leonardoleerstoelbekleder Wim de Bie.

zondag 29 januari 2012

De rabiate kleinburger

Ver boven Arie Boomsma en Anne's vriendin Irene torent Jan Hein Donner op de lijst van mensen die ik het meest adoreer. Niet die conservatieve lapzwans van het CDA (Piet Hein), maar zijn oom, de schaker. J. H., Hein voor vrienden, werd in 1927 in Den Haag geboren als zoon van de toenmalige minister van Justitie en president van de Hoge Raad. Uit verzet tegen het gereformeerde milieu waaruit hij stamde, "een dikke christen is een halve nazi", besloot hij na de oorlog zijn vader te jennen door zichzelf 's Nederlands eerste beroeps schaker te dopen. Zijn broer had het binnen een recordtijd tot hoogleraar geschopt, maar Hein had geen wetenschappelijke pretenties. Hij schaakte en dronk liever.

Jan Hein Donner, schaker

Hij leefde zoals hij schaakte: bizar. Zijn dagen begonnen doorgaans in de namiddag, hij had geen behoorlijk schaakbord in huis en sleet zijn dagen als een bohémien in het Amsterdamse nachtleven. Desondanks zijn weinig professionele houding ten aanzien van het spel legde zijn reactionaire besluit, puur dankzij zijn talent, hem uiteindelijk geen windeieren. Driemaal werd hij Nederlands kampioen. In negentienvier-, zeven- en achtenvijftig was hij 's Laaglands onberispte koning van het zwart-wit beblokte bord.

Een ontmoeting met schrijver Harry Mulisch leidde tot een intense doch ambivalente vriendschap welke later werd vereeuwigd in diens magnum opus De ontdekking van de Hemel. De twee hoofdpersonages Onno Quist en Max Delius werden respectievelijk gemodelleerd naar de karakters van Hein en Harry zelf.

Harry Mulisch, Jan Hein Donner

De flamboyante Donner verstond the gentle art of making enemies als geen ander. Nog groter dan zijn aanleg voor het schaakspel was zijn talent om zijn medemens te tergen en tegen zich in het harnas te jagen. Soms kon hij met een enkele opmerking al een explosie van woede veroorzaken. "Hortsik, koetsier!", riep hij eens tegen een taxichauffeur en onder een stroom van verwensingen mocht hij onmiddellijk weer uitstappen. De omschrijving van zijn collega Lodewijk Prins als 'de zwakste speler van de hele wereld, die nog geen paard van een loper kan onderscheiden', liep uit op een rel. Op straat werd hij dikwijls nageroepen en niet zelden gebeurde het dat wildvreemden aan zijn kleren begonnen te rukken of hem zijn Russische bontmuts trachtten te ontfutselen. Het toppunt werd bereikt toen hij op het Leidseplein door een agent zonder verdere aanleiding werd gearresteerd, gewoon, omdat Hein's gezicht hem niet aanstond.

In een column schreef hij eens:
"Vrouwen kunnen niet schaken, maar zij kunnen ook niet schilderen, niet filosoferen en in feite is er eigenlijk nooit iets door een vrouw bedacht of gemaakt wat de moeite van het kennisnemen waard is. Het ligt dus niet aan het schaken, laten we wel wezen."

Hierop kwam een felle reactie van een feministe die beweerde dat deze opmerking net zo discriminerend was als de uitspraak: 'Negers kunnen niet schaken'. Donner antwoordde dat zij van het hele probleem niets, maar dan ook helemaal niets had begrepen, want 'negers kunnen wèl schaken, maar negerinnen niet.'

In 1983 werd Donner getroffen door een hersenbloeding. Op eigen verzoek - omdat hij zijn gezin niet tot last wilde zijn - werd hij opgenomen in het verpleeghuis 'Vreugdehof' aan de rand van Amsterdam. Hij kon nauwelijks meer verstaanbaar spreken, zag nog maar met één oog en kon zich niet langer zelfstandig voortbewegen. Zijn geest bleef echter onaangetast. Deze deplorabele toestand werd door hemzelf gekarakteriseerd als 'honderd procent invalide en honderd procent normaal'.

Jan Hein Donner, ooglap

Na een revalidatieproces van twee jaar leerde hij weer typen met één vinger en begon met het schrijven van korte columns voor NRC Handelsblad, later gebundeld en verschenen onder de titel Na mijn dood geschreven. Ik citeer Hans Ree:
"Het was verbazend hoe deze man die opgesloten zat in een kamertje, die zich nauwelijks kon bewegen en heel moeilijk kon praten en bijna niet lezen, de wereld nog steeds zo op stang kon jagen dat eens zelfs iemand schreef dat Donners verpleegsters hem maar moesten laten barsten. Het deed hem groot plezier."

In 1988 overleed Hein op 61-jarige leeftijd in de nacht aan een maagbloeding.

Graf Jan Hein Donner, schaker
HIER LIGT HEIN
ZIJN WAS ZIJN




Op het vorige verhaaltje dat ik hier plaatste (Huilie 2.0) kreeg ik commentaar. M@rlies van de Bieb vond me een simplistische ploert en Martina van der Logt durfde de straat niet meer op.


Bieblies


twitter haat



Het deed me denken aan Donner. Ik voelde me verwant. We begrepen elkaar. Hangend achter mijn pc, schonk ik mezelf, met een glimlach op m'n gezicht en Zappa zacht op de achtergrond, nog één laatste glas whiskey in. Om het af te leren.

dinsdag 24 januari 2012

Huilie 2.0

Terwijl ik op maandagavond een college van Donald Loose uithobbel, waarin zojuist middels prachtige volzinnen een eerste inleiding tot Immanuel Kant’s Kritiek van de Praktische Rede gegeven werd, loop ik mijn salsapartner en brother in arms Janna Moree tegen het lijf. Ze was op weg naar het vak Mediawijsheid in een Veranderend Samenleven en of ik zin had om even een ‘Hans van Drielletje’ mee te pikken. Mijn hart maakte een sprongetje. Eigenlijk had ik het druk, maar een les van Hans van Driel, de Joop Zoetemelk van de UvT #campustweeter verkiezing, dat moest ik in mijn tijd als student toch meegemaakt hebben. Dat hij van jazz, blues, films & web-3.0-online-social-interaction-network-communication-platform-applications hield wist ik natuurlijk al lang via twitter, maar in levende lijve bezig gezien had ik hem nog nooit. Dus. Even een powernap, bakje koffie, lekker sterk, ouwe kloffie en aan het werk. Bijzijn is meemaken. Chop, chop. Nog twee uurtjes de banken in.


Deur dicht, jassen uit, laptops open, smartphones aan en gieren met die 2.0 shizzle.
RT @Socrates “Laat die mediawijsheid stromen van zij die vol zijn, naar zij die leger zijn!”
De media wijze, zo begreep ik al snel, kent eigenlijk maar één devies: NETWERKEN. Mensen sparen. Als een malle. Chop, chop. Dikke mensen, dunne mensen, grote mensen, kleine mensen, mooie mensen, lelijke mensen, mensen die iets weten, mensen die iets hebben, mensen die iets kunnen enzovoort. Het maakt eigenlijk allemaal niet zo veel uit hoe en wat. Zolang het maar mensen zijn. Gewoon heel veel mensen. Oplaaien die horken. Je weet nooit wanneer ze nog eens van pas kunnen komen.
RT @HvDriel “Ho, ho, Roel. Niet zo verbitterd en ironisch, kleine schobbejak dat je daar bent. Het egocentrische, instrumentele beeld dat je zojuist van de sociale media schetste is wel heel erg éénzijdig.”
Oké, oké, oké, ik ga op jacht en ik neem mee. Hansie heb gelijk. Sociale media zijn er natuurlijk niet alleen maar voor de houwes. Ook gewoon voor de leuk. Het maakt deel uit van ons private leven. Youtubeje hier, 9gagje daar. Een stukje extended phenotype zou Richard Dawkins zeggen.
RT @RichardDawkins “een stukje extended phenotype“.
Zie de nie, Zidane.


Ook BiebLies had een catchphrase: Durf te delen. Een soort van Sapere Aude, maar dan anders, 2.0 waarschijnlijk. Gedeeld moet ze, de info. Flowen met die giggedies. Schuiven mee dieje mars. 2.0 is communiceren, propageren, etaleren en je vooral niet generen. Leren pfffff…, lekker bankhangen, #soggen, filmpje #David_Lynch <3, stappen!!!, hardlopen 5,3 km in 34.28 min. Er werd tijdens het college een beetje lacherig gedaan over Marlies’ 13 jarige CU2 nichtje -
RT @JesusChrist “Father, forgive them, for they do not know what they are doing.”
- maar mij dunkt dat menig adolescent vandaag de dag in een week meer poep de ether in jonast dan een doorsnee toenmalig MsN bReEzAh sletje in een jaar.


Theo Maassen zei in zijn show Functioneel Naakt: “Vrouwen vallen op mannen die onbereikbaar zijn. En dat is voor mij toch prioriteit nummer één. Ik hoef geen Nokia, ik wil neuken ja!” Hij heeft een punt. Waar is de onbereikbaarheid vandaag de dag? Het onbekende, de ambiguïteit, het mysterie? De transparantie doet mijn interesse asymptotisch verschrompelen. Paul de Leeuw, Maxime Verhagen & Felix Rottenberg, ze hangen me de keel uit. Bobby Fischer, J.D. Salinger & Grigori Perelman, die hebben baarden. Zij varen mee.


Online netwerken cool, hip, kek en onwijs? Vast. Maar ik kom persoonlijk bar weinig interessante mensen tegen die zich vuistdiep in de 2.0 scene hebben gemanoeuvreerd. Het autonome individu, de bescheiden man, de anti-narcist, hij die het netwerk de vinger durft te geven, zij verdienen een voetstuk. Mijn devies:
RT @LudwigWittgenstein “Waarover men niks te melden heeft moet men zwijgen.”
Chop, chop. Doorslikken die kots.