Richard Dawkins besluit zijn revolutionaire boek The Selfish Gene met de tenenkrommende zin:
"We are built as gene machines and cultured as meme machines, but we have the power to turn against our creators. We, alone on earth, can rebel aginst the tyranny of the selfish replicators." (Dawkins 1976, The Selfish Gene, p. 201)
Deze 'cartesiaanse' stuiptrekking is, darwinistisch gezien, een gruwel. De bewering dat er 'iets' in de mens huist dat in staat is het evolutionaire proces te transcenderen werpt ons linea recta terug in een pre-darwinistisch tijdperk.
Daniel Dennett deelt Dawkins om deze reden een corrigerende tik uit:
"It cannot be 'memes versus us,' because earlier infestations of memes have already played a major role in determining who or what we are. The 'independent' mind struggling to protect itself from alien and dangerous memes is a myth." (Dennett 1995, Darwin's Dangerous Idea, p. 365)
Een rechtlijnige darwinist stelt: er is geen 'wij' in tegenstelling tot de replicatoren die ons aansturen, maar 'wij' zijn slagvelden van elkaar bestrijdende replicatoren. Het bewuste autonome zelf; de auctor intellectualis als kapitein op het schip, is een illusie.
Susan Blackmore schrijft zodoende:
"To live honestly, I must just get out of the way and allow decisions to make themselves." (Blackmore 1999, The Meme Machine, p. 244)
Hoewel er niemand thuis is, niemand die in staat is te kiezen, staan 'we' volgens Sue niettemin voor een tweespalt:
"We can carry on our lives as most people do, under the illusion that there is a persistent conscious self inside who is in charge, who is responsible for my actions and who makes me me. Or we can live as human beings, body, brain, and memes, living out our lives as a complex interplay of replicators and environment, in the knowledge that that is all there is. Then we are no longer victims of the selfish selfplex. In this sense we can be truly free - not because we can rebel against the tyranny of the selfish replicators but because we know that there is no one to rebel." (Ibid., p. 246)
Of dit laatste daadwerkelijk mogelijk is valt echter te betwijfelen:
"Zo nemen we in de mens een voortdurend heen en weer gaan waar tussen de menselijk noodzakelijke hybris in de aanspraak, de geschiedenis te overstijgen, en besef van geringheid, dat de mens terugwerpt op zijn eindigheid en historiciteit, maar dat zelf tot hybris verwordt, zodra de mens meent, zich in zijn historiciteit te kunnen schikken: de mens is zo eindig, dat hij zijn eindigheid niet op zich kan nemen." (Oudemans 1980, De Verdeelde Mens, p. 149)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten