Hij leefde zoals hij schaakte: bizar. Zijn dagen begonnen doorgaans in de namiddag, hij had geen behoorlijk schaakbord in huis en sleet zijn dagen als een bohémien in het Amsterdamse nachtleven. Desondanks zijn weinig professionele houding ten aanzien van het spel legde zijn reactionaire besluit, puur dankzij zijn talent, hem uiteindelijk geen windeieren. Driemaal werd hij Nederlands kampioen. In negentienvier-, zeven- en achtenvijftig was hij 's Laaglands onberispte koning van het zwart-wit beblokte bord.
Een ontmoeting met schrijver Harry Mulisch leidde tot een intense doch ambivalente vriendschap welke later werd vereeuwigd in diens magnum opus De ontdekking van de Hemel. De twee hoofdpersonages Onno Quist en Max Delius werden respectievelijk gemodelleerd naar de karakters van Hein en Harry zelf.
De flamboyante Donner verstond the gentle art of making enemies als geen ander. Nog groter dan zijn aanleg voor het schaakspel was zijn talent om zijn medemens te tergen en tegen zich in het harnas te jagen. Soms kon hij met een enkele opmerking al een explosie van woede veroorzaken. "Hortsik, koetsier!", riep hij eens tegen een taxichauffeur en onder een stroom van verwensingen mocht hij onmiddellijk weer uitstappen. De omschrijving van zijn collega Lodewijk Prins als 'de zwakste speler van de hele wereld, die nog geen paard van een loper kan onderscheiden', liep uit op een rel. Op straat werd hij dikwijls nageroepen en niet zelden gebeurde het dat wildvreemden aan zijn kleren begonnen te rukken of hem zijn Russische bontmuts trachtten te ontfutselen. Het toppunt werd bereikt toen hij op het Leidseplein door een agent zonder verdere aanleiding werd gearresteerd, gewoon, omdat Hein's gezicht hem niet aanstond.
In een column schreef hij eens:
"Vrouwen kunnen niet schaken, maar zij kunnen ook niet schilderen, niet filosoferen en in feite is er eigenlijk nooit iets door een vrouw bedacht of gemaakt wat de moeite van het kennisnemen waard is. Het ligt dus niet aan het schaken, laten we wel wezen."
Hierop kwam een felle reactie van een feministe die beweerde dat deze opmerking net zo discriminerend was als de uitspraak: 'Negers kunnen niet schaken'. Donner antwoordde dat zij van het hele probleem niets, maar dan ook helemaal niets had begrepen, want 'negers kunnen wèl schaken, maar negerinnen niet.'
In 1983 werd Donner getroffen door een hersenbloeding. Op eigen verzoek - omdat hij zijn gezin niet tot last wilde zijn - werd hij opgenomen in het verpleeghuis 'Vreugdehof' aan de rand van Amsterdam. Hij kon nauwelijks meer verstaanbaar spreken, zag nog maar met één oog en kon zich niet langer zelfstandig voortbewegen. Zijn geest bleef echter onaangetast. Deze deplorabele toestand werd door hemzelf gekarakteriseerd als 'honderd procent invalide en honderd procent normaal'.
"Het was verbazend hoe deze man die opgesloten zat in een kamertje, die zich nauwelijks kon bewegen en heel moeilijk kon praten en bijna niet lezen, de wereld nog steeds zo op stang kon jagen dat eens zelfs iemand schreef dat Donners verpleegsters hem maar moesten laten barsten. Het deed hem groot plezier."
In 1988 overleed Hein op 61-jarige leeftijd in de nacht aan een maagbloeding.
ZIJN WAS ZIJN
Op het vorige verhaaltje dat ik hier plaatste (Huilie 2.0) kreeg ik commentaar. M@rlies van de Bieb vond me een simplistische ploert en Martina van der Logt durfde de straat niet meer op.
Het deed me denken aan Donner. Ik voelde me verwant. We begrepen elkaar. Hangend achter mijn pc, schonk ik mezelf, met een glimlach op m'n gezicht en Zappa zacht op de achtergrond, nog één laatste glas whiskey in. Om het af te leren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten