"Als ik de verblinding en de ellende van de mens zie, als ik heel het zwijgende heelal aanschouw, en de mens zonder licht, aan zichzelf overgelaten en als verdwaald in deze uithoek van de wereld, zonder dat hij weet wie hem daar heeft neergezet, wat hij er is komen doen, wat er na zijn dood van hem zal worden, onbekwaam tot enige kennis, dan slaat de angst mij om het hart, als iemand die men in zijn slaap naar een verlaten en schrikwekkend eiland heeft gebracht en die wakker wordt zonder te weten daar hij is en zonder mogelijkheid om eraf te komen. En dan verbaast het mij dat men niet wanhopig wordt over zulk een ellendige toestand. Ik zie andere mensen bij mij, van hetzelfde slag. Ik vraag hun of zij beter zijn ingelicht dan ik. Zij zeggen mij: nee. En dan zien die ongelukkige verdwaalden om zich heen en zij ontdekken een paar aardige dingen, en zij geven er zich aan over en hechten er zich aan." (Pascal 1963, Gedachten, p. 176)
Posts tonen met het label Blaise Pascal. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Blaise Pascal. Alle posts tonen
vrijdag 25 april 2014
Verdwaald in een uithoek
donderdag 24 april 2014
Orde en wanorde
"Toeval geeft gedachten en toeval neemt ze weg; geen kunst is bij machte ze vast te houden of te verkrijgen. Een gedachte die me is ontglipt, zou ik willen opschrijven; in plaats daarvan schrijf ik dat zij me is ontglipt.
Terwijl ik mijn gedachte opschrijf, ontglipt ze mij soms. Maar dat herinnert mij aan mijn zwakheid, die ik telkens weer vergeet; hetgeen mij evenveel leert als mijn vergeten gedachte, want ik streef er slechts naar mijn nietigheid te kennen.
Ik zal mijn gedachten hier ordeloos neerschrijven en toch waarschijnlijk niet in een onbedoelde verwardheid: dat is de ware orde, die juist door de wanorde steeds mijn opzet zal doen blijken. Ik zou mijn onderwerp te veel eer aandoen als ik het ordelijk behandelde, aangezien ik wil aantonen dat het zich daar niet voor leent." (Pascal 1963, Gedachten, p. 101)
woensdag 23 april 2014
De toestand der mensen
"Stel u een aantal mensen voor, in ketenen geklonken en allen ter dood veroordeeld, van wie er iedere dag enigen voor de ogen van de anderen worden omgebracht. De overblijvenden zien in het lot van huns gelijken wat hun zelf te wachten staat. In smart en wanhoop zien zij elkander aan en wachten hun beurt af. Dat is het beeld van de toestand der mensen." (Pascal 1963, Gedachten, p. 70)
vrijdag 24 januari 2014
Temidden van het niets en de oneindigheid
"Wat is een mens temidden van de oneindigheid?
Wie zich in dat licht beschouwt, wordt bang voor zichzelf en als hij bedenkt hoe hij in de stof, welke de natuur hem gegeven heeft, zweeft tussen de beide afgronden van het oneindige en het niets, zal hij sidderen bij het zien van die wonderen. Zijn weetgierigheid zal overgaan in bewondering en ik geloof dat hij eerder geneigd zal zijn ze zwijgend te aanschouwen dan ze verwaten te doorzoeken.
Want wat toch betekent de mens tenslotte in de natuur? Een niets vergeleken bij het oneindige, een al vergeleken bij het niets, houdt hij het midden tussen niets en alles. Oneindig ver verwijderd van het begrip van deze uitersten, blijven het einde der dingen en hun begin voor hem onherroepelijk verborgen in een ondoordringbaar geheim: hij is evenmin in staat het niets te zien, waaruit hij is voortgekomen, als het oneindige, waarin hij verzwolgen wordt.
Ziedaar onze ware toestand. En dat maakt ons onbekwaam, zowel om iets met zekerheid te weten als om volkomen onwetend te zijn. Wij dobberen rond op een uitgestrekt middengebied, altijd weifelend en onzeker, en worden her- en derwaarts gedreven. Aan welk einde wij ons ook denken vast te klampen om een houvast te hebben, het wijkt en laat ons in de steek, en als wij het volgen, ontsnapt het aan onze greep, glijdt ons uit de hand en vlucht weg in eeuwige vlucht. Niets blijft voor ons stilstaan. Deze toestand is ons natuurlijk en tegelijk druist hij lijnrecht tegen onze neigingen in. Wij branden van verlangen vaste grond onder de voeten te krijgen, een laatste stevige grondslag om er een toren op te bouwen, die zich oneindig hoog verheft, maar heel ons fundament kraakt in zijn voegen en de aarde opent zich tot afgronden." (Pascal 1963, Gedachten, pp. 33-36)
Abonneren op:
Posts (Atom)