dinsdag 31 december 2013

De verwondering, de twijfel en de vraag


"Is het een twijfel, een verwondering of een vraag wanneer Heidegger als uitgangspunt van het metafysische denken de ‘vraag’ stelt: ‘Warum ist überhaupt Seiendes und nicht vielmehr nichts?’ (Heidegger 1953, Einführung in die Metaphysik, p. 2) Zeker komt deze vraag voort uit de verwondering. Maar drukt zij die verwondering ook rechtstreeks uit? Is de verwondering hier niet al tot een vraag verwerkt?

Vraag en twijfel zijn al bewerkingen van de stof die de verwondering biedt, omgebogen in de richting van redenering en antwoord, reeks en systeem. De vraag ‘waarom is er iets’ is in het ‘waarom’ al duidelijk gebogen in de richting van een categorie als causaliteit en drukt daarin al de verwachting van een bepaald soort antwoord uit: zij blijkt zelf al een spel met geconstitueerde grondbegrippen te zijn en daarom niet fundamenteel. De verwondering zoekt hier al te haastig een uitweg om principe te zijn.

We moeten zeggen dat verwondering en vraag niet hetzelfde zijn; de vraag gaat al in de richting van een uitweg, uit de verwondering; zij heeft al een stuk verwondering verwerkt.

Wijsbegeerte is vanouds een poging om tot wetenschap te komen en het is de vraag of dit niet haar erfzonde is, of zij zich niet radicaal moet beperken tot het uitspreken van de verwondering.

Er is een filosofie denkbaar die zich juist hierom bekommert, die alleen tot taak heeft zich overal op te rapen en bijeen te sprokkelen uit de extase van de verwondering en de verbijstering en al het andere over te laten aan de wetenschap." (Cornelis Verhoeven 1967, Inleiding tot de Verwondering, pp. 38-40)

zondag 29 december 2013

Het absurde



"Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. Al het andere - of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf kategorieën heeft - komt pas daarna. Dat is is maar spel." (Camus 1964, De myte van Sisyfus, p. 9)

donderdag 26 december 2013

Moondog


The only one who knows this ounce of words is just a token, 
is he who has a ton to tell that must remain unspoken.

dinsdag 24 december 2013

The not so Extended Phenotype

"When I am asked by lay people (as I frequently am) whether buildings count as extended phenotypes, I answer no, on the grounds that the success or failure of buildings does not affect the frequency of architects’ genes in the gene pool. Extended phenotypes are worthy of the name only if they are candidate adaptations for the benefit of alleles responsible for variations in them. I might admit the theoretical possibility of generalising to other kinds of replicators such as memes, in which case my ‘no’ answer might be softened." (Dawkins 2004, Extended Phenotype - But Not Too Extended, p. 1)

maandag 23 december 2013

Het schandaal van de filosofie


Kant
"Hoe onschuldig men het idealisme met betrekking tot de wezenlijke doeleinden van de metafysica ook mag vinden (wat het in feiten niet is), en het is en blijft een schandaal voor de filosofie en de menselijke rede in het algemeen om het bestaan van de dingen buiten ons (die ons al het materiaal voor kennis aan de hand doen, zelfs voor onze innerlijke zintuiglijkheid) louter op grond van geloof te moeten aannemen, en niet in staat te zijn een bevredigend bewijs voor dat bestaan te leveren als iemand op het idee komt het in twijfel te trekken." (Kant 2004, Kritiek van de Zuivere Rede, p. 88)


Heidegger
"Kant noemt het 'een schandaal van de filosofie en van de menselijke rede in het algemeen' dat het dwingende en alle scepsis neersabelende bewijs voor het 'bestaan van de dingen buiten ons' nog altijd ontbreekt. [...] Het 'schandaal van de filosofie' bestaat er niet in dat dit bewijs tot op heden nog niet is geleverd, maar dat we zulke bewijzen steeds weer verwachten en steeds weer proberen te leveren." (Heidegger 1998, Zijn en Tijd, pp. 261-263)


Altijd al buiten

 "Levende wezens zijn, dankzij het proces van variatie en selectie, geïnformeerd. Zij bestaan als gestold over en weer met de natuurlijke omstandigheden. Een levend wezen is niet eerst een zelfstandig zijnde dat vervolgens een relatie aangaat met zijn omgeving, maar de voortgaande geschiedenis van het één ten overstaan van het ander." (Oudemans 2012, In Natura, p. 36)

zondag 22 december 2013

Dawkins' flipping mind


The Extended Phenotype (1982)
"This is a work of unabashed advocacy. I want to argue in favour of a particular way of looking at animals and plants, and a particular way of wondering why they do the things that they do. What I am advocating is not a new theory, not a hypothesis which can be verified or falsified, not a model which can be judged by its predictions. What I am advocating is a point of view, a way of looking at familiar facts and ideas, and a way of asking new questions about them. I am not trying to convince anyone of the truth of any factual proposition. Rather, I am trying to show the reader a way of seeing biological facts.

There is a well-known visual illusion called the Necker Cube. It consists of a line drawing which the brain interprets as a three-dimensional cube. But there are two possible orientations of the perceived cube, and both are equally compatible with the two-dimensional image on the paper. We usually begin by seeing one of the two orientations, but i f we look for several seconds the cube 'flips over' in the mind, and we see the other apparent orientation. After a few more seconds the mental image flips back and it continues to alternate as long as we look at the picture. The point is that neither of the two perceptions of the cube is the correct or 'true' one. They are equally correct. Similarly the vision of life that I advocate, and label with the name of the extended phenotype, is not provably more correct than the orthodox view. It is a different view and I suspect that, at least in some respects, it provides a deeper understanding. But I doubt that there is any experiment that could be done to prove my claim." (Dawkins 1982, The Extended Phenotype, p. 1)


The Selfish Gene 2nd edition (1989)
"[Refering back to the Necker Cube example coined seven years ago.] I now think that this metaphor was too cautious. The Necker cube model is misleading because it suggests that the two ways of seeing are equally good. To be sure, the metaphor gets it partly right: 'angles', unlike theories, cannot be judged by experiment; we cannot resort to our familiar criteria of verification and falsification. But a change of vision can, at its best, achieve something loftier than a theory. It can usher in a whole climate of thinking, in which many exciting and testable theories are born, and unimagined facts laid bare. The Necker cube metaphor misses this completely. It captures the idea of a flip in vision, but fails to do justice to its value. What we are talking about is not a flip to an equivalent view but, in extreme cases, a transfiguration." (Dawkins 1989, The Selfish Gene, p. xvi)

zaterdag 21 december 2013

Dawkins the postmodernist


"If the demise of God will leavea gap, different people will fill it in different ways. My way includes a good dose of science, the honest and systematic endeavour to find out the truth about the real world." (Dawkins 2006, The God Delusion, p. 405)

The real world? 
" 'Really' isn't a word that word we should use with simple confidence. 'Really', for an animal, is whatever its brain needs it to be, in order to assist its survival. And because different species live in such different worlds, there will bea troubling variety of 'reallys'.

What we see of the real world is not the unvarnished real world but a model of the real world, regulated and adjusted by sense data - a model that is constructed so that it is useful for dealing with the real world." (Ibid, p. 416) 

vrijdag 20 december 2013

Springen in de afgrond

"De filosofie komt alleen op gang door een eigenaardige sprong van de eigen existentie in de grondmogelijkheden van het bestaan in z'n geheel. Beslissend voor deze sprong is: allereerst ruimte te geven aan het zijnde in z'n geheel; vervolgens zichzelf los te laten in het Niets, dat wil zeggen vrij te worden van de afgoden die een ieder heeft en waarin hij pleegt te vluchten; ten slotte het zweven in het Niets uit te houden, opdat het voortdurend terugbrengt tot de grondvraag van de metafysica, die het Niets zelf afdwingt: waarom is überhaupt zijnde en niet veeleer niets?" (Heidegger 2009, Wat is Metafysica?, pp. 70-71 [45])

donderdag 19 december 2013

Pourquoi il y a plutôt quelque chose que rien?



"So far I have spoken only of what goes on in the natural world; now I must move up to the metaphysical level, by making use of a great though not very widely used principle, which says that nothing comes about without a sufficient reason; i.e. that
for any true proposition P, it is possible for someone who understands things well enough to give a sufficient reason why it the case that P rather than not-P.
Given that principle, the first question we can fairly ask is: Why is there something rather than nothing? After all, nothing is simpler and easier than something. Also, given that things have to exist, we must be able to give a reason why they have to exist as they are and not otherwise.

Now, this sufficient reason for the existence of the universe can’t be found in the series of contingent things—that is, in bodies and the representations of them in souls. I shall explain why it can’t lie in the facts about bodies; that it can’t lie in the facts about mental representations of bodies follows from that. The reason is that there is nothing in matter, considered in itself, that points to its moving or not moving, or to its moving in some particular way rather than some other. So we could never find in matter a reason for motion, let alone for any particular motion. Any matter that is moving now does so because of a previous motion, and that in turn from a still earlier one; and we can take this back as far as we like—it won’t get us anywhere, because the same question —the question Why?— will still remain. For the question to be properly, fully answered, we need a sufficient reason that has no need of any further reason— a ‘Because’ that doesn’t throw up a further ‘Why?’—and this must lie outside the series of contingent things, and must be found in a substance which is the cause of the entire series. It must be something that exists necessarily, carrying the reason for its existence within itself; only that can give us a sufficient reason at which we can stop, having no further Why?-question taking us from this being to something else. And that ultimate reason for things is what we call ‘God’." (Leibniz 1714, Principles of Nature and Grace)

dinsdag 17 december 2013

Darwin: the Godfather of postmodernism


"Karl Marx was exultant: "Not only is a death blow dealt here for the first time to 'Teleology' in natural sciences but their rational meaning is empiracally explained." Friederich Nietzsche saw an even more cosmic message in Darwin: God is dead. If Nietzsche is the father of existentialism, then perhaps Darwin deserves the title of grandfather." (Dennett 1995, Darwin's Dangerous Idea, p. 62)


"What foundation can we stand on as we struggle to keep our feet in the meme-storm in which we are engulfed? If replicative might does not make right, what is the eternal ideal relative to which 'we' will judge the value of memes? We should note that the memes for normative concepts - for ought and good and truth and beauty - are among the most entrenched denizens of our minds. Among the memes that constitute us, they play a central role. Our existence as us, as what we as thinkers are, is not independent of these memes." (Ibid., p. 366)

maandag 16 december 2013

Luisteren naar het zijn



πάθος
"Het eigenlijke denken is het andenkende Denken. Het is het zich verwonderende en vragende verwijlen, het herdenkende gedenken, het niet grijpende maar ontvangende vernemen. Het is een aan-dacht schenken aan het meest oorspronkelijke 'gebeuren', geheel open voor het geheim, bereid te ontvangen, een en al oor, luisterend naar de boodschap die op ons toekomt." (IJsseling 1964, Denken en Danken - Geven en Zijn, pp. 78-79)

zondag 15 december 2013

Oernatuur, mag dat?

Laatst zag ik de documentaire De Nieuwe Wildernis (2013) over het leven in de Oostvaardersplassen.


In dit Eén Vandaag item krijgt CDA kamerlid Henk Jan Ormel ‘treurige’ beelden van de Oostvaardersplassen te zien, waarop herten en masse liggen te creperen omdat ze een zware winter te verduren hebben. De politicus zegt:
“Ja hiervoor heb ik dus een spoeddebat aangevraagd. Dit is een onaanvaardbare situatie in een beschaafd land; dat wij dieren in een afgesloten terrein – want dat is het – gewoon langzaam van de honger laten omkomen, waarbij de hongerdood voor een herkauwer een hele pijnlijke dood is, ook een langzame dood, dat duurt wel 90 dagen...”
Het tafereel dat zich op de Oostvaardersplassen afspeelt is de natuur zoals deze door Darwin werd ontwaard. Een strijdtoneel dat onverschillig is voor het leed van haar vruchten. “Evil and suffering don’t count for anything, one way or the other, in the calculus of gene survival.” (Dawkins 2009, The Greatest Show on Earth, p. 392) Leuk of niet:
"The total amount of suffering per year in the natural world is beyond all decent contemplation. During the minute that it takes me to compose this sentence, thousands of animals are being eaten alive, others are running for their lives, whimpering with fear, others are being slowly devoured from within by rasping parasites, thousands of all kinds are dying of starvation, thirst and disease. It must be so. If there is ever a time of plenty, this very fact will automatically led to an increase in population until the natural state of starvation and misery is restored." (Dawkins 1995, River out of Eden, pp. 131-132)
Deze gruwelijkheden moeten, volgens de CDA-er, in ons beschaafde land, koste wat kost bestreden worden. Over de Oostvaardersplassen zegt hij:
“Het is een soort natuurlobby, waarbij men een soort Jurassic Park op de Zuiderzee wil hebben en denkt dat oernatuur nog mogelijk is in dit dichtbevolkte land waar we in leven. Dat is niet mogelijk, we moeten natuur reguleren.”
Vanuit onze beschaafde toestand dienen wij de wrede natuur te reguleren. Dat klinkt mooi. Maar zou hij ook beseffen dat ons geciviliseerde paradijsje slechts gedijt bij - om maar wat te noemen - de Auschwitziaanse toestanden die zich dag in dag uit voltrekken in de bio-industrie? 'Beschaving' heeft een prijs. Ook humanisten moeten eten, en there is no such thing as a free lunch.

zaterdag 14 december 2013

De belangrijkste eenheid




Tijdens het tranentrekkende beeld van een stervend hertje zegt de voice-over:
“Hoe verdrietig het verlies van het leven ook is, de groep – de belangrijkste eenheid – overleeft.”
 Maar is dat wel zo? Is de groep de belangrijkste eenheid? Volgens Richard Dawkins niet:
"The fundamental unit of selection, and therefore of self-interest, is not the species, nor the group, nor even, strictly, the individual. It is the gene, the unit of heredity." (Dawkins 1976, The Selfish Gene, p. 11)

vrijdag 13 december 2013

De spin en de orchidee



mimicrie

De bovenste twee foto's: een spin imiterende orchidee - Brassia
De orchidee imiteert het uiterlijk van een spin 'in de hoop' gestoken te worden door een wesp zodat deze het stuifmeel van de bloem overdraagt op een soortgenoot.

De onderste twee foto's: een orchidee imiterende spin - Epicadus heterogaster
De spin imiteert het uiterlijk van een orchidee 'in de hoop' nectar zoekende insecten aan te trekken zodat hij deze verorberen kan.

woensdag 11 december 2013

dinsdag 10 december 2013

Het genetische dodenboek


"Zoals zandbergen die door de woestijnwind tot grillige vormen zijn gebeeldhouwd, zoals rotsen die door oceaangolven zijn gemodelleerd, is kamelen-DNA door overleving in oude woestijnen, en nog oudere zeeën, zo gevormd dat het hedendaagse kamelen oplevert. Kamelen-DNA spreekt - als we de taal maar konden verstaan - van veranderende werelden van de voorouders van kamelen.

Wij [mensen] zijn digitale archieven van het Afrikaanse Plioceen, zelfs van zeeën uit het Devoon, wandelende bewaarplaatsen voor wijsheid van vroeger. Je zou een leven lang in die oude bibliotheek kunnen lezen, en zonder door het wonderbaarlijke ervan verzadigd te zijn kunnen sterven." (Dawkins 1999, Een Regenboog Ontrafelen, pp. 233-234)

vrijdag 6 december 2013

The wonder of existence

"There is an anaesthetic of familiarity, a sedative of ordinariness, which dulls the senses and hides the wonder of existence. For those of us not gifted in poetry, it is at least worth while from time to time making an effort to shake off the anaesthetic. What is the best way of countering the sluggish habituation brought about by our gradual crawl from babyhood? We can't actually fly to another planet. But we can recapture that sense of having just tumbled out to life on a new world by looking at our own world in unfamiliar ways.

Breaking through the anaesthetic of familiarity is what poets do best. It is their business. But poets, too many of them and for too long, have overlooked the goldmine of inspiration offered by science." (Dawkins 1999, Unweaving the Rainbow, pp. 20-27)

donderdag 5 december 2013

Chaplin en de inktvis



"Television images are sometimes displayed on giant LED (Light Emitting Diode) hoardings. Instead of a fluorescent screen with an electron beam scanning side to side over it, the LED screen is a large array of tiny glowing lights, independently controllable. The lights are individually brightened or dimmed so that, from a distance, the whole matrix shimmers with moving pictures. The skin of a squid behaves like an LED screen. Instead of lights, squid skin is packed with thousands of tiny bags filled with ink. Each of these ink bags has miniature private muscles to squeeze it. With a puppet string leading to each one of these separate muscles, the squid's nervous system can control the shape, and hence the visibility, of each ink sac.

In theory, if you wire-tapped the nerves leading to the separate ink pixels and stimulated them electrically via a computer, you could play out Charlie Chaplin movies on the squid's skin." (Dawkins 1999, Unweaving the Rainbow, p. 20)

dinsdag 3 december 2013

Sisyphus en de mestkever



Sisyphus
"Altijd onderweg - een blinde die wil zien en die weet dat de nacht geen einde heeft. De steen rolt weer. Dit universum, dat voortaan geen meester meer heeft, lijkt hem noch onvruchtbaar noch waardeloos. Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen." (Camus 1942, De Mythe van Sisyphus, p. 171)


donderdag 28 november 2013

De fenomenolgie van de koorts

Een revolutionaire denkwending kan pas geschieden wanneer iemand losgescheurd raakt uit het web van gestolde vanzelfsprekendheden waar hij zich tot dan toe in bevond. Op het moment dat zoiets gebeurt raakt men in een vrije val, waarbij alle voordien vertrouwde oriëntatiepunten hun grip verliezen. Hegel brengt het geschieden van een dergelijke gebeurtenis in verband met de doodsangst, een moment van zuivere negativiteit, waarin alle vastgeroeste kaders ineenstorten, waardoor een explosie aan alternatieve zienswijzen zich aandient:
"[Het bewustzijn] is daarbij innerlijk ten ondergegaan, heeft helemaal in zichzelf gesidderd, en alles wat vast was heeft erin gebeefd." (Hegel 1807, Fenomenologie van de Geest, p. 94)
Heidegger neemt Hegels thematiek van de doodsangst over in Sein und Zeit (1927). Ook volgens hem zou een radicale omslag in het denken pas kunnen geschieden in de grondstemming van de angst. Pas wanneer alle schijnbare zekerheden radicaal op het spel gezet en aan het wankelen gebracht worden, kan een revolutionair nieuwe kijk op de dingen aan het licht treden.

In zijn boek Uit Verveling (2007) onderzoekt Awee Prins of naast de angst, de verveling misschien niet een soortgelijk doel zou kunnen dienen. Wie weet. Daar zal ik hier niet verder over uitweiden. Wel wil ik speculeren over een ander alternatief namelijk: de koorts.


Het verhaal van de bioloog Alfred Russel Wallace:


Alfred Russel Wallace (1823-1913) en Charles Darwin (1809-1882) ontdekten, onafhankelijk van elkaar, vrijwel gelijktijdig het prinicpe van evolutie door middel van 'natuurlijke selectie'. Het idee hing zo te zeggen kennelijk in de lucht. Het heerste. Terugblikkend op het moment van zijn revolutionaire vinding schrijft Wallace:
"Ik had op het bewuste tijdstip een zware aanval van wisselkoorts en moest dagelijks tijdens de koude- en warmte-aanvallen urenlang het bed houden, en het enige dat me al die tijd te doen stond was piekeren over onderwerpen die me op dat moment na aan het hart lagen."
"Ik zag in een flits de oplossing, en daardoor namen mijn werkzaamheden een volkomen andere wending dan tot op dat moment verwacht." 
"Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat ik uiteindelijk de natuurwet had gevonden waar men al zo lang naar zocht en die het probleem van de oorsprong der soorten oploste. Vervolgens liet ik een uur lang mijn gedachten gaan over de onvolkomenheden in de theorieëen van Lamarck en de auteur van de Vestiges en drong het tot me door dat mijn nieuwe theorie de lacunes in hun ideeen onderving en elk bezwaar weerlegde. Ik verlande vurig naar het einde van mijn koortsaanval, opdat ik terstond notities kon maken voor een artikel over dit onderwerp."
"Als Darwin en ik niet door stom toeval op 'natuurlijke selectie' waren gestoten, zou ik de beste jaren van mijn leven wellicht hebben gewijd aan betrekkelijk profijtloos werk." 
(Wallace 1905, Charles Darwin. Herinneringen, pp. 28-32)
Door stom toeval viel het idee van 'natuurlijke selectie' Wallace in. Was de koorts waaraan hij leed hierbij een onbeduidende bijkomstigheid? Of was het misschien slechts bij gratie van deze 'stemming', dat het nieuwe inzicht überhaupt tot hem komen kon?


In 1976 publiceerde Richard Dawkins zijn boek The Selfish Gene. Ook hierin wordt een revolutionair nieuw perspectief - 'the genes-eye-view' - onthuld. Een nieuwe zienswijze vanwaaruit de gehele levende natuur op een andere manier verschijnt. Over de totstandkoming van dit werk schrijft Dawkins in het voorwoord van de tweede editie:
"I began the book in 1972 when power-cuts resulting from industrial strife interrupted my laboratory research. The blackouts unfortunately (from one point of view) ended after a mere two chapters, and I shelved the project until I had a sabbatical leave in 1975. Meanwhile the theory had been extended, notably by John Maynard Smith and Robert Trivers. I now see that it was one of those mysterious periods in which new ideas are hovering in the air. I wrote The Selfish Gene in something resembling a fever of excitement."
(Dawkins 2006, The Selfish Gene, p. xvii)
Net als Darwin en Wallace bevond Dawkins zich kennelijk in een tijd waarin nieuwe ideeën in de lucht hingen. Een kentering van het wereldbeeld lag op de loer. Toen Dawkins door een stroomstoring eindelijk de tijd had zijn gedachten neer te pennen, schreef hij zijn boek in een koortsachtige opwinding.

Is dit slechts puur toeval? Een irrelevante bijkomstigheid? Of zit er meer achter?

maandag 25 november 2013

De nacht waarin alle koeien zwart zijn




In de huidige epoche is de techniek alomtegenwoordig. Met de opkomst van het darwinisme in de negentiende eeuw is het leven opgenomen in de mechanica. Het reduceert alles tot variatie en selectie volgens algoritmische processen. Ook ons vermeende inzicht in dit alles deelt in deze zelfde mechanica.
"Nergens is de overbodigheid van de filosofie duidelijker dan in het darwinisme. Dit is zijn eigen filosofie. Het betreft alles wat zich vermenigvuldigt. Daartoe behoort ook de darwinistische wetenschap zelf. Het darwinisme is de eerste wetenschap die in haar eigen staart bijt. De darwinist is product van de door hem beschreven evolutie. Wetenschappelijke waarheid is een variant daarbinnen." (Oudemans 2007, Echte Filosofie, p. 154)

Jos de Mul schrijft hierover:
"Beweren dat in ‘de epoche van de eenvormigheid’ alles gereduceerd wordt tot een ‘variatie en selectie volgens algoritmische processen’ en dat om die reden iedere onderscheiding (zoals die tussen natuur en geest), ‘in indifferentie verzinkt’, is net zoiets als beweren dat alle teksten die ooit geschreven zijn indifferent zijn, omdat ze stuk voor stuk bestaan uit een (re)combinatie van lettertekens. Dat is een inderdaad een waarheid als een koe. Helaas zijn in deze nacht van de indifferentie alle koeien zwart. Het is een waarheid, waarmee – als het daarbij blijft – uiteindelijk niets wordt gezegd." (Van Kampen & Jaroszek 2011, De groteske reductie..., p. 155)

De analogie van de nacht waarin alle koeien zwart zijn, leent de Mul van Hegel. Deze schrijft in het voorwoord van de Fenomenologie van de Geest (1807):
"Wanneer men dit ene weten [de vormloze herhaling van Eén en Hetzelfde, dat slechts van buiten is toegepast op het verschillende materiaal en dat zo de saaie schijn van de diversiteit verkrijgt], dat stelt dat in het absolute alles gelijk is, plaatst tegenover de kennis, die onderscheidingen aanbrengt en volledig ontwikkeld is, of tegenover de kennis, die deze volledige ontwikkeling tracht te bereiken en ze opeist - of wanneer men het absolute, dat eigen is aan dit gelijkstellende weten, uitgeeft voor de nacht, waarin, zoals men pleegt te zeggen, alle koeien zwart zijn, dan is zo'n zienswijze de naïviteit, die typisch is voor een totaal gebrek aan kennis." (Hegel 1807, Het Wetenschappelijke Kennen; voorwoord van de Fenomenologie van de Geest, p. 54)

Eender welke uitspraak met de vorm 'alles is X' [in dit geval 'alles is variatie en selectie volgens algoritmische processen'] is uiterst dubieus. De vraag die onmiddellijk opkomt wanneer je een dergelijke propositie leest is namelijk; waar bevindt degene zich die de bewering uit? Op welke positie bevindt hij/zij zich? Is hetgeen beweerd wordt zelf een onderdeel van het alles dat in het geding is, of niet? Indien dat wel zo is, dan kan de uitspraak onmogelijk ondubbelzinnig over alles gaan. Vooraleerst ergens eenduidig over te kunnen spreken, moet de spreker zich er namelijk, zoals Hegel terecht opmerkt, tegenover positioneren. Het subject moet zichzelf losweken uit het alles om er - zuiver - over te kunnen spreken. Wanneer dat gebeurt echter, wordt de vermeende universele uitspraak direct in diskrediet gebracht. Zij maakt dan zelf geen onderdeel meer uit van het alles dat - per definitie - toch alomvattend zou moeten zijn.

Nu is Oudemans niet van gisteren. Met nadruk beklemtoont hij dat hij zich niet tegenover, maar juist te midden van, dit alles bevindt. Wat doet dat met de status van zijn - schijnbaar universele - claim? Moet die überhaupt wel als een bewering gelezen worden? Of is er iets anders gaande?

zaterdag 23 november 2013

Taal als stad

"Onze taal kan men als een oude stad beschouwen: een wirwar van steegjes en pleintjes, oude en nieuwe huizen waar in verschillende tijden stukken zijn aangebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte, regelmatige straten en gelijkvormige huizen." (Wittgeinstein 1953, Filosofische Onderzoekingen, §18)

donderdag 21 november 2013

De wesp en de orchidee



ῥιζόω
"De wesp en de orchidee. De orchidee lijkt een beeld van de wesp te vormen, maar in feite is er een wesp-worden van de orchidee en een orchidee-worden van de wesp, een dubbele vangst aangezien 'dat wat' ieder wordt niet minder verandert dan 'degene die' wordt. De wesp wordt onderdeel van het voortplantingsapparaat van de orchidee, op hetzelfde ogenblik dat de orchidee geslachtsorgaan wordt voor de wesp. Eén en hetzelfde worden, één blok van worden, of zoals Rémy Chavin zegt, een 'a-parallelle evolutie van twee wezens die absoluut niets met elkaar te maken hebben'." (Deleuze 1977, Dialogen, pp. 18-19)

(Th. C. W. Oudemans 2013, Lezing voor de vierde Museumnacht Delft: Natuurkunst)

woensdag 20 november 2013

Geen ontkomen aan

"Here then I find myself absolutely and necessarily determin'd to live, but and talk, and act like other people in the common affairs of life. But notwithstanding that my natural propensity, and the course of my animal spirits and passions reduce me to this indolent belief in the general maxims of the world, I still feel such remains of my former disposition, that I am ready to throw all my books and papers into the fire, and resolve never more to renounce the pleasures of life for the sake of reasoning and philosophy." (Hume 1740, A Treatise of Human Nature, Part IV, §VII)

"De werkelijke ontdekking is die, welke mij in staat stelt met filosoferen op te houden wanneer ík dat wil. - De ontdekking die de filosofie tot rust brengt, zodat die niet meer wordt afgebeuld met vragen die achter de filosofie zelf een vraagteken plaatsen." (Wittgenstein 1953, Filosofische Onderzoekingen, §133)


"Het doel is niet vragen te beantwoorden, maar te ontkomen, eruit te komen. De beweging voltrekt zich altijd achter de rug van de denker om, of op het moment dat hij met zijn ogen knippert. Ontkomen, of het is al gebeurd, of het zal nooit gebeuren. Vragen zijn over het algemeen gericht op een toekomst (of een verleden). De toekomst van de vrouwen, de toekomst van de revolutie, de toekomst van de filosofie, enz. Maar intussen, terwijl men met deze vragen in een kringetje ronddraait, zijn er wordingen aan de gang die in stilte werken, die nauwelijks waarneembaar zijn. Nooit gebeuren de dingen daar waar je denkt, noch via de wegen die je denkt." (Deleuze 1977, Dialogen)

"Die stillsten Worte sind es, welche den Sturm bringen, Gedanken, die mit Taubenfüssen kommen, lenken die Welt." (Nietzsche 1889, Ecce Homo)

dinsdag 19 november 2013

Wachten

"SPIEGEL: Sie sehen, so haben Sie es ausgedrückt, eine Weltbewegung, die den absoluten technischen Staat entweder heraufführt oder schon heraufgeführt hat?

Heidegger: Ja!

SPIEGEL: Kann überhaupt der Einzelmensch dieses Geflecht von Zwangsläufigkeiten noch beeinflussen? Oder aber kann die Philosophie es beeinflussen, oder beide zusammen, indem die Philosophie den einzelnen oder mehrere einzelne zu einer bestimmten Aktion führt?

Heidegger: Die Philosophie wird keine unmittelbare Veränderung des jetzigen Weltzustandes bewirken können. Dies gilt nicht nur von der Philosophie, sondern von allem bloß menschlichen Sinnen und Trachten. Nur noch ein Gott kann uns retten. Uns bleibt die einzige Möglichkeit, im Denken und im Dichten eine Bereitschaft vorzubereiten für die Erscheinung des Gottes oder für die Abwesenheit des Gottes im Untergang; daß wir im Angesicht des abwesenden Gottes untergehen.

SPIEGEL: Gibt es einen Zusammenhang zwischen Ihrem Denken und der Heraufkunft dieses Gottes? Meinen Sie, daß wir den Gott herbeidenken können?

Heidegger: Wir können ihn nicht herbeidenken, wir vermögen höchstens die Bereitschaft der Erwartung zu wecken." (Heidegger 1966, Nur noch ein Gott kann uns retten, eng: Only a God can save us)


"Heb ik geslapen terwijl de andere leden? Slaap ik op dit ogenblik? Als ik morgen denk dat ik wakker ben, wat zal ik dan van deze dag zeggen? Dat ik met mijn vriend Estragon, op deze plaats, tot het vallen van de nacht, op Godot gewacht heb? Dat Pozzo met zijn knecht voorbijgekomen is en dat hij met ons gesproken heeft? Misschien wel. Maar wat zal er van dit alles waar zijn? (Vladimir kijkt naar Estragon.) Hij zal niets weten. Hij zal van de slagen spreken die hij gehad heeft en dan geef ik hem een peen. Schrijlings op een graf en een zware bevalling, In de diepte van het graf brengt de doodgraver dromerig de ijzers aan. Men heeft de tijd om oud te worden. De lucht is vervuld van ons geklaag. Maar de gewoonte is een grote sourdine. Ook naar mij zullen ze kijken en zeggen: Hij slaapt, hij weet het niet, laat hem slapen. Ik kan zo niet verder gaan. Wat heb ik gezegd?" (Beckett 1955, Wachten op Godot)

zaterdag 16 november 2013

Hegels Sein zum Tode


"De krachteloze schoonheid haat het verstand, omdat het iets van haar verlangt waar ze niet toe in staat is. Maar niet het leven dat terugschrikt voor de dood en dat zich ongeschonden voor de vernietiging behoedt, maar het leven dat de dood verdraagt en in de dood standhoudt, is het leven van de geest. De geest verovert zijn waarheid alleen doordat hij zichzelf terugvindt in de absolute verscheurdheid." (Hegel 1807, Het Wetenschappelijke Kennen; voorwoord van de Fenomenologie van de Geest, p. 70)

vrijdag 15 november 2013

Dennett; net geen Derrida



Daniel Dennett on the Self as the Center of Narrative Gravity:

"It is certainly an idea whose time has come. Imagine my mixed emotions when I discovered that before I could get my version of it properly published in a book, it had already been satirized in a novel, David Lodge's Nice Work (1988). It is apparently a hot theme among the deconstructionists:
According to Robyn (or, more precisely, according to the writers who have influenced her thinking on these matters), there is no such thing as the "Self" on which capitalism and the classic novel are founded — that is to say, a finite, unique soul or essence that constitutes a person's identity; there is only a subject position in an infinite web of discourses — the discourses of power, sex, family, science, religion, poetry, etc. And by the same token, there is no such thing as an author, that is to say, one who originates a work of fiction ab nihilo. in the famous words of Jacques Derrida... "il n'y a pas de hors-texte", there is nothing outside the text. There are no origins, there is only production, and we produce our "selves" in language. Not "you are what you eat" but "you are what you speak," or, rather "you are what speaks you," is the axiomatic basis of Robyn's philosophy, which she would call, if required to give it a name, "semiotic materialism."
Semiotic materialism? Must I call it that? Aside from the allusions to capitalism and the classic novel, about which I have kept my counsel, this jocular passage is a fine parody of the view I'm about to present. (Like all parody, it exaggerates; I wouldn't say there is nothing outside the text. There are, for instance, all the bookcases, buildings, bodies, bacteria...)" (Dennett 1991, Consciousness Explained, pp. 410-411)


Dennett blijft een realist die Kants copernicaanse wending niet, ten volle, serieus neemt. Boekenkasten, gebouwen, lichamen en bacteriën bestaan namelijk niet zomaar - onafhankelijk van ons. Ze zijn slechts bij de gratie van de taal die identiteitsstichtend is voor deze zijnden.

woensdag 13 november 2013

Als met een kaars in 't open veld

 "What lies at the heart of every living thing is not a fire, not warm breath, not a 'spark of life'. It is information, words, instructions. If you want a metaphor, don't think of fires and sparks and breath. Think, instead, of a billion discrete, digital characters carved in tablets of crystal. If you want to understand life, don't think about vibrant, throbbing gels and oozes, think about information technology." (Dawkins 1986, The Blind Watchmaker, p. 112)


Of toch?
"When you ligth a candle, the flame flares up but quickly settles into a steady state, burning as long as there is wick and wax. Life is a similar phenomenon - a controlled burning, a pattern of energy flow. This is not just an anology: animals derive their energy from oxygen reacting with hydrogen-rich compounds, much as a candle flame 'lives' as long as its hydrogen-rich waxes have oxygen fuel." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool, p. xi)

zondag 10 november 2013

Russell out of context


"Als op een dag de zon explodeert, zullen we ons toch allemaal hebben vergist."
(Russell 1948, Geschiedenis van de Westerse Filosofie, p. 851)

donderdag 7 november 2013

Nietzsches waarheid



"Er was eens, in een afgelegen hoek van het met talloze zonnestelsels flonkerend volgegoten heelal, een hemellichaam waarop slimme dieren het kennen uitvonden. Dat was de hoogmoedigste en leugenachtigste minuut van de 'wereldgeschiedenis': maar toch was het maar een minuut. Na enkele ademtochten van de natuur verstarde het hemellichaam, en de slimme dieren moesten sterven. — Zo’n fabel zou iemand kunnen bedenken en nog zou hij niet afdoende hebben geïllustreerd, hoe jammerlijk, hoe schaduwachtig en vluchtig, hoe doelloos en willekeurig het menselijk intellect eruit ziet in de natuur; er waren eeuwigheden waarin het er niet was; wanneer het ermee voorbij is zal er niets gebeurd zijn. Want er is voor dat intellect geen verdere missie, die boven het mensenleven uitstijgt."
"Wat is dus waarheid? Een beweeglijk leger van metaforen, metoniemen, antropomorfismen, kortom: een som van menselijke relaties die, poëtisch en retorisch opgeblazen, overgezet en opgesmukt werden en die na lang gebruik een volk vast, canoniek en bindend schijnen: de waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat het illusies zijn, metaforen die opgebruikt en zintuiglijk krachteloos zijn geworden, munten die hun stempelbeeld verloren hebben en die nu als metaal, niet meer als munten beschouwd worden."
(Nietzsche 1873, Over Waarheid en Leugen in Buitenmorele Zinorg: Über Wahrheit und Lüge im außermoralischen Sinne)

woensdag 6 november 2013

Een voortschrijdend vergeten


"De geschiedenis van de metafysiek is niet zonder meer het werk van de mens. Dit te menen is precies één van de vormen van het metafysisch denken. De geschiedenis overkomt de mens (Geschick). Zij is evenmin zonder meer vooruitgang, verrijking, toename van menselijke mogelijkheden of een zogenaamd dichter bij de waarheid komen, maar tegelijkertijd ook een voortschrijdend vergeten (dat precies geen act is van de mens maar hem overkomt), een verloren gaan en ontvallen van mogelijkheden (Enteignis), en een toename van het ongedachte. Het gaat hier om het gebeuren van onthullen en verhullen, dat de mens in vele opzichten overstijgt, dat principieel ongedacht is, en dat de verschillende posities die de mens inneemt toewijst en mogelijk maakt." (IJsseling 1986, Jacques Derrida, pp. 117-8)


"Imagine a box with four compartments with doors that open and close. One of these compartments holds 10,000 molecules of a gas, and the other three compartments contain nothing; they hold a vacuum. What we have then is a gradient or potential gradient blocked by the doors. Upon opening the first door, or constraint, the gas will spread into the next compartment. This part of the system will reach a local equilibrium of roughly 5,000 molecules in each of two boxes, with no perceivable gradient between them. The process repeats as we open the remaining doors until 2,500 molecules or so settle in each of the four boxes. Each time a constraint is removed, that part of the system approaches equilibrium. Once the whole system comes to equilibrium, you cannot determine the order in which the doors between the compartments were opened. From observing the final equilibrium state, it is impossible to determine the order in which compartments were breached. These principles of erasure of the path, or past, as work is produced on the way to equilibrium hold for a broad class of thermodynamic systems, from chemical kinetic reactions to a hot cup of tea reaching the temperature of the room." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool)

dinsdag 5 november 2013

Achterhuis' januskop



"Een van de grote moeilijkheden van het klassieke darwinisme bestond erin te moeten verklaren dat uit de strijd om overleving morele gevoelens voort konden komen. Het was onbegrijpelijk dat individuele organismen - ook al in het dierenrijk - zich soms konden opofferen voor anderen, meestal hun nageslacht. Vanuit de centrale eenheid van het organisme als overlevingsmachine is dit soort altruïstisch gedrag onverklaarbaar. Is het gen echter de eenheid van waaruit evolutionaire verklaringen van gedrag moeten beginnen, dan is in elk geval het verwantschapsaltruïsme goed te begrijpen. Een kind heeft tenslotte de helft van de kostbare genen van een ouder. Op streng wetenschappelijke wijze, met behulp van mathematische modellen en speltheorie, weet het neodarwinisme aldus morele gedragingen af te leiden, die via hypotheses in ethologisch onderzoek getest kunnen worden.
Hierdoor worden morele gedragingen geenszins op een ontluisterende manier gereduceerd tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Het gaat om twee niveaus, twee perspectieven, waarbij de wetenschappelijke verklaring de moraal evenmin aantast als de verklaring dat de aarde om de zon draait de schoonheid van een zonsondergang ontluistert." (Achterhuis 2008, Met Alle Geweld, p. 676)

Volgens Hans Achterhuis ondergraaft Dawkins' The Selfish Gene op geen enkele wijze onze rooskleurige alledaagse opvatting over moraal. Wetenschappelijke vondsten tasten het manifeste wereldbeeld niet aan. In het geding zijn twee niveaus die strikt gescheiden dienen te blijven. Om dit te illustreren wijst Achterhuis op het feit dat Copernicus' bevinding onze voorliefde voor zonsondergangen allerminst heeft doen afnemen.

Over de spanning tussen onze dagelijkse beslommering en de wetenschappelijke waarheid schrijft Oudemans dit:
"Het schoolvoorbeeld van deze discrepantie is onze dagelijkse waarneming dat de zon ondergaat door in de zee te zakken. Sinds de Copernicaanse wending van de astronomie staat het vast dat de zon zich niet om de aarde heen beweegt, en er dus geen sprake is van een zonsondergang. Toch lukt het ons niet om de zonsondergang als aardopgang te ervaren. De zon is gebroken, tussen wetenschap en dagelijks leven, maar we merken er niets van." (Oudemans 2000, De Januskop van Wetenschap en Dagelijks Leven, p. 5)


Copernicus' revolutionaire ontdekking heeft dus niet alleen, zoals Achterhuis beweert, onze voorliefde voor zonsondergangen intact gelaten; onze alledaagse blik op het fenomeen is er überhaupt door onaangeroerd gebleven. Hoewel we sinds Copernicus weten dat de zon niet werkelijk onder gaat, blijft hetgeen we zien niettemin getekend door deze 'achterhaalde' semantiek.

Ditzelfde is het geval bij Dawkins. The Selfish Gene reduceert - in tegenstelling tot wat Achterhuis beweert - morele gedragingen weldegelijk op een ontluisterende manier tot uitingen van het zelfzuchtige gen. Juist dat is Dawkins' grote, ontotheologie slopende, verdienste. Dat de traditionele ingesleten zienswijze op moraal hierdoor echter niet opslag van de baan is, valt Dawkins niet aan te rekenen. Een heersende semantiek laat zich, binnen zo'n kort tijdsbestek, nou eenmaal niet afschudden.

zondag 3 november 2013

φύσις



Een voorbeeld van puur intellectuele verwondering zou het volgende kunnen zijn. Iemand legt mij enkele wetten van de erfelijkheid uit en beschrijft hoe de erfelijke aanleg op het nageslacht wordt overgedragen. Nu is aanleg een moeilijk begrip. We zouden kunnen zeggen: wat in aanleg bestaat, bestaat niet of maar op beperkte wijze. Het bestaan van een aanleg is pas te constateren, wanneer die aanleg is verwezenlijkt en dus geen aanleg meer is.

"Natural selection favours some genes rather than others not because of the nature of the genes themselves, but because of their consequences-their phenotypic effects." (Dawkins 2006, The Selfish Gene, p. 235)

Die aanleg bestaat wel: erfelijke aanleg is een boodschap, een bericht, dat in een bepaalde code wordt overgeseind.

"It is these chromosomes that contain in some kind of code-script the entire pattern of the individual's future development and of its functioning in the mature state. Every complete set of chromosomes contains the full code. The term code-script is, of course, too narrow. The
chromosome structures are at the same time instrumental in bringing about the development they foreshadow. They are law-code and executive power - or, to use another simile, they
are architect's plan and builder's craft - in one." (Schrödinger 1944, What is Life?, pp. 21-22)

De wetenschap blijkt in staat te zijn die code te ontcijferen en daarmee een geheim van de natuur in haar macht te krijgen. Maar bij de overbrenging van het bericht kan een storing optreden, die in de informatie-leer ‘ruis’ wordt genoemd. De ruis beïnvloedt het bericht en daarmee de erfelijkheid op een bepaalde wijze, die nog niet te doorgronden schijnt te zijn.

"Deconstructionists will tell you that no two readers of a text will come up with the same reading, and something similar is undoubtedly true when we consider the relationship between a genome and the embryonic environment in which it has its informational effects." (Dennett 1995, Darwin's Dangerous Idea, p. 113)

En dat is al genoeg; dan gebeurt het met mij. Ik word helemaal duizelig en enthousiast van de perspectieven die zich hier openen. Er gaat iets leven dat nog nooit geleefd heeft, een hele provincie van mijn onverschilligheid komt in heftige beroering. Niet alleen verschijnt er plotseling een helder licht boven een vitale kwestie als de erfelijkheid nu blijkt te zijn. Maar er zijn nieuwe sleutelwoorden in mijn denken binnengeworpen: bericht, informatie, ruis. In mijn enthousiasme zie ik nu niet alleen de erfelijkheid in het licht van de informatie, maar alles zonder meer. Alles is informatie.


"Life is just bytes and bytes and bytes of digital information." (Dawkins 1995, River Out of Eden, p. 19)
-
"Tekst, beeld, spraak, communicatie, vriendschap, liefde en haat zij gedigitaliseerde databestanden. Wie daarbuiten zoekt naar iets onberekenbaars, iets geestelijks, iets emotioneels, iets cultureels, die zoekt vergeefs." (Oudemans 2007, Echte Filosofie, p. 16)

Alles wat is, is kenbaar inzoverre het is en mededeelbaar inzoverre het kenbaar is. Informatie is de structuur van het zijnde. Als alles anders is, ligt de boodschap van het hoe-zijn van dat anders-zijn al in de vorm van een te ontcijferen informatie in de dingen opgesloten. Niets is zo enthousiasmerend als de kenbaarheid van de dingen. Al mijn weten en denken wordt in een panische bedrijvigheid onder dit nieuwe gezichtspunt omgezet, omvergewoeld en hierop gericht. Alles verandert en neemt een nieuwe structuur aan; alles moet worden herzien. Maar alles is ook ruis, onvoorspelbaarheid, onkenbaarheid. Dingen zijn samengeklonterde stukjes ruis of, naar de oude theorie van Epicurus en zijn school, atomen die van de rechte lijn in de vrije val zijn afgeweken en tot ondoorzichtige massa's zijn geworden.
   Datzelfde kan gebeuren onder weer andere gezichtspunten, wanneer ik bereid ben mij telkens opnieuw te laten schokken. 


"When you light a candle, the flame flares up but quickly settles into a steady state, burning as long as there is wick an wax. Life is a similar phenomenon - a controlled burning, a pattern of energy flow. Looking at life as a material process, Schrödinger analyzed it both as energy and as information. On the one hand we have words such as chaos, disorder, and entropy. On the other hand we have terms like order, organization, information and complexity. Life is not just a genetic entity. Genes by themselves do nothing more than salt crystals. Life is an open, cycling system organized by the laws of thermodynamics." (Schneider & Sagan 2005, Into the Cool, pp. xi-24)

Elke dag brengt een nieuwe filosofie mee.

(Verhoeven 1967, Inleiding tot de Verwondering, pp. 92-93)*



* De citaten staan niet in de oorspronkelijke tekst. Ik heb ze toegevoegd.

woensdag 30 oktober 2013

The Extended Phemotype



"An animal's behaviour tends to maximize the survival of the genes 'for' that behaviour, whether or not those genes happen to be in the body of the particular animal performing it.
  And how far afield can the phenotype extend? Is there any limit to action at a distance, a sharp cut-off, an inverse square law? The farthest action at a distance I think of is a matter of several miles. Why not hundreds of miles, thousands of miles? The logic of the extended phenotype might seem to favour the idea, but I think in practice it is unlikely." (Dawkins 1982, The Extended Phenotype, p. 233)

Het is volgens Dawkins niet aannemelijk dat de afstand tussen een bepaald fenotypisch kenmerk en de genen die het programmeerden, ooit verder reiken zal dan enkele kilometers. Toch maken wij mensen bijvoorbeeld satellieten. Deze zweven op een hoogte van 36.000 kilometer boven de evenaar. Analoog aan spinnenwebben, vogelnesten en beverdammen, maken deze kunstmanen onmiskenbaar deel uit van ons extended phenotype. Hoe zit dat? Is Dawkins' intuïtie met dit simpele voorbeeld weerlegd?


Misschien niet. Er is bij een satelliet namelijk iets anders aan de hand dan bij een spinnenweb. Een spin bouwt instinctmatig zijn web. De kunst dit te toen ligt genetisch verankerd in zijn DNA. Bij de mens is dat, met betrekking tot de techniek, niet het geval. Geen wolfskind bouwde ooit eigenhandig een satelliet. Om een satelliet te kunnen bouwen is er kennis nodig die niet genetisch maar cultureel overgedragen wordt. Het verschil tussen een spinnenweb en een satelliet is zodoende dat de eerste de resultante is van een genetische aansturing, terwijl de tweede dat veeleer van een memetische is. Voor culturele artefacten à la satellieten reserveert Blackmore om die reden een aparte term: meme-phenotype ofwel phemotype (Blackmore 1999, The Meme Machine, p. 63).

Dat Dawkins' intuïtie uit The Extended Phenotype met een simpel voorbeeld als een satelliet te weerleggen is, is dus niet direct evident. Memen hebben wellicht een grotere fenotypische reikwijdte dan genen. In dat geval biedt deze overdenking mogelijk voer voor een nieuw boek: The Extended Phemotype: The (even) Long(er) Reach of the Meme.

dinsdag 29 oktober 2013

De rapsodie van de verlichting


"AUFKLÄRUNG ist der Ausgang des Menschen aus seiner selbstverschuldeten Unmündigkeit. Unmündigkeit ist das Unvermögen, sich seines Verstandes ohne Leitung eines anderen zu bedienen. Selbstverschuldet ist diese Unmündigkeit, wenn die Ursache derselben nicht am Mangel des Verstandes, sondern der Entschließung und des Mutes liegt, sich seiner ohne Leitung eines andern zu bedienen. Sapere aude! Habe Mut, dich deines eigenen Verstandes zu bedienen! ist also der Wahlspruch der Aufklärung." (Kant 1784, Was ist Aufklärung?)

In 1784 bezegelt Immanuel Kant de verlichting met het credo sapere aude! Het is van het grootste belang dat men zich niets zomaar in de mond laat leggen maar zelf nadenkt. Bevrijd jezelf uit de onmondigheid - waar je zelf schuldig aan bent - en bedien je van je eigen verstand!

Dat er een valse toon klinkt in dit adagium blijkt onmiddellijk. De aansporing komt namelijk niet van Kant zelf maar uit de Epistolae van de Romeinse dichter Horatius. Sapere aude, hetgeen waartoe opgeroepen wordt, blijkt Kant tijdens het pleidooi zodoende zelf al niet op te volgen. De woorden die hij bezigt zijn hem ingefluisterd. Wat moet dat wel niet worden van het klootjesvolk dat hij toespreekt?



Kant verkeert in de illusie dat hij zich van zijn eigen verstand bedient. Feitelijk is er sprake van rapsodie. Horatius spreekt door Kants mond. En niet alleen hij. Ook Plato spreekt een aardig woordje mee. Zo is Kants 'Ausgang des Menschen' overduidelijk een verkapte versie van Plato's befaamde grotbevrijding.




Tussen Plato en Kant tekent zich echter een significant verschil af. In tegenstelling tot Kant, die meent dat de mens zijn onmondigheid aan zichzelf te danken heeft, zitten Plato's grotbewoners tegen wil en dank geketend. Tot de grot ben je veroordeeld, voor onmondigheid verantwoordelijk. Iets analoogs betreft het moment van verlichting. De bevrijding uit de grot geschiedt door geweld van buitenaf. Een willekeurige bewoner wordt getroffen door het lot en naar buiten gesleurd. Kant herkneedt deze gebeurtenis tot een autonome daad. Tot een handeling waar moed voor nodig is. Men moet niet willoos blijven zitten maar zichzelf als een Houdini ontdoen van zijn boeien.

Van het feit dat dit hem zo glad nog niet zitten zal is Kant zelf echter het levende bewijs.

zondag 27 oktober 2013

Monkey business

"Many kinds of monkeys have a strong taste for tea, coffee, and spirituous liquors: they will also, as I have myself seen, smoke tabacco with pleasure." (Darwin 1871, The Descent of Man, p. 23)

zaterdag 26 oktober 2013

Meet John Searle


"The other point that Tom [Thomas Kuhn] made, this is frequently cited, is that he says that after a scientific revolution scientists live in different worlds, that the world of Aristotle is a different world from the world of Newton. Now that is not right. I have actually been to Greece and it's not a different world. The world that Aristotle lived in—actually I've been in both countries, England and Greece—and I can tell you it is a mistake to say that they are different worlds." (Searle 1999, Rorty v. Searle, At Last: A Debate)

vrijdag 25 oktober 2013

Imitation

"The thesis of this book is that what makes us different is our ability to imitate."
(Blackmore 1999, The Meme Machine, p. 3)

donderdag 24 oktober 2013

Leibniz, Dawkins & the replicator


 1976
"Darwin's 'survival of the fittest' is really a special case of a more general law of survival of the stable. The universe is populated by stable things. A stable thing is a collection of atoms that is permanent enough or common enough to deserve a name. It may be a unique collection of atoms, such as the Matterhorn, that lasts long enough to be worth naming. Or it may be a class of entities, such as rain drops, that come into existence at a sufficiently high rate to deserve a collective name, even if any one of them is short-lived. The things that we see around us, and which we think of as needing explanation-rocks, galaxies, ocean waves-are all, to a greater or lesser extent, stable patterns of atoms.

At some point a particularly remarkable molecule was formed by accident. We will call it the Replicator. It may not necessarily have been the biggest or the most complex molecule around, but it had the extraordinary property of being able to create copies of itself.

What does matter is that suddenly a new kind of 'stability' came into the world. As soon as the replicator was born it must have spread its copies rapidly throughout the seas, until the smaller building block molecules became a scarce resource, and other larger molecules were formed more and more rarely.

So we seem to arrive at a large population of identical replicas. But now we must mention an important property of any copying process: it is not perfect. Mistakes will happen. It is ultimately these mistakes that make evolution possible." (Dawkins)



1697
"We can’t find in any individual thing, or even in the entire collection and series of things, a sufficient reason why they exist. Suppose that a book on the elements of geometry has always existed, each copy made from an earlier one, with no first copy. We can explain any given copy of the book in terms of the previous book from which it was copied; but this will never lead us to a complete explanation, no matter how far back we go in the series of books. For we can always ask:
Why have there always been such books?
Why were these books written?
Why were they written in the way they were?
The different states of the world are like that series of books: each state is in a way copied from the preceding state—though here the ‘copying’ isn’t an exact transcription, but happens in accordance with certain laws of change. And so, with the world as with the books, however far back we might go into earlier and earlier states we’ll never find in them a complete explanation for why there is any world at all, and why the world is as it is." (Leibniz)