Cornelis Verhoeven heeft filosofie eens gedefinieerd als:
hetzelfde anders leren zien.
Ik las deze woorden altijd als: de taak van de filosofie bestaat eruit
de zelfde
dingen anders - dat wil zeggen, in een nieuw licht, vanuit een ander perspectief - te leren zien.
Het schoot me zojuist te binnen dat Verhoevens definitie echter ook op een andere manier gelezen kan worden. Namelijk zo, dat het accent niet ligt op
de dingen (die Verhoeven helemaal niet noemt overigens) maar op het woord
hetzelfde. Filosofie behelst dan niet langer
de dingen als zodanig, maar (het woord)
hetzelfde, anders te leren zien.
Aan deze lezing van Verhoevens uitspraak beantwoordt Th. C. W. Oudemans' boek
Echte filosofie (2007), dat primair een betekenisverschuiving in het woord
hetzelfde poogt te bewerkstelligen. Deze mutatie valt Oudemans ten deel middels het woord
replicatieve identiteit, dat hem werd toegespeeld vanuit de geschriften van Leibniz, Dawkins en Derrida. Deze auteurs waren getekend door een betekenisomslag in de klassieke opvatting van identiteit - ook al was hen daar zelf niets van bekend.
Dit maakt Oudemans niet enkel tot een filosoof in Verhoevens zin van het woord, maar tevens tot een goede lezer. Want dat is wat lezen is:
het woord te vinden, dat de schrijver nooit zeggen kon. (J. H. Donner)